1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. O God mijns lofs! zwijg niet. 2 Want de mond des goddelozen en de mond des bedrogs zijn tegen mij opengedaan; zij hebben met mij gesproken met een valse tong. 3 En met hatelijke woorden hebben zij mij omsingeld; ja, zij hebben mij bestreden zonder oorzaak. 4 Voor mijn liefde, staan zij mij tegen; maar ik was steeds in het gebed. 5 En zij hebben mij kwaad voor goed opgelegd, en haat voor mijn liefde.
O God, zwijg niet’ is de uitroep van een man met een vast vertrouwen op God en een innige en vrijmoedige gemeenschap met Hem. Merk op dat hij alleen maar aan de Heere vraagt te spreken: een woord van God is alles wat een gelovige nodig heeft. Als wij zorg dragen voor Gods eer, zal Hij zorg dragen voor de onze. Wij kunnen Hem als de bewaker van onze persoon beschouwen als wij werkelijk Zijn eer zoeken. Als wij tot eer van God leven, zal Hij ons op den duur eer onder de mensen geven. Boze mensen moeten boze dingen zeggen, en wij hebben reden om dat te vrezen; maar bovendien bazuinen zij valse en misleidende dingen uit, en die zijn het allerergst. Je weet nooit wat er uit een mond kan komen die tegelijk schunnig en leugenachtig is.
Geen hart kan zich het leed voorstellen dat een goed mens wordt berokkend door lasterlijke verhalen, alleen het hart dat erdoor wordt verwond; in het hele arsenaal van satan bestaan geen ergere wapens dan valse tongen. Het is onbeschrijflijk pijnlijk als je reputatie, waarover je met dagelijkse zorg hebt gewaakt, opeens wordt beklad met de laagste laster; maar als boosaardige en bedrieglijke mensen hun mond openen kunnen wij nauwelijks verwachten dat wij meer ontzien worden dan anderen. Leugentongen kunnen het liegen niet laten. Boze tongen nemen geen genoegen met het zwart maken van boze mensen, maar kiezen de deugdzaamste van de heiligen uit als mikpunt voor hun aanvallen. Reden genoeg tot gebed. Het hart ontzinkt ons als het met smaad wordt belaagd, want wij weten niet wat er daarna gezegd kan worden, welke vriend vervreemd kan raken, met welk kwaad er gedreigd kan worden, of welk leed ons en anderen berokkend kan worden.
De geruchten zijn niet van de lucht, en ongrijpbare schaduwen zweven rond; het gemoed is in verwarring door vrees voor onbekende vijanden en onzichtbare pijlen. Welke weg David ook insloeg, ze zouden hem omsingelen met valsheid, onwaarheid, beschuldigingen en minachting. Gefluister, spotternij, insinuaties, beschimpingen en onverhulde beschuldigingen vulden zijn oor met een permanent gegons, en dat alles met als enige reden haat. Elk woord was even vol gif als een worst vol vlees is; ze konden niet spreken zonder hun tanden te laten zien.
Hij had de twist niet uitgelokt en er niet aan bijgedragen, toch spanden zij zich op talloze manieren in om zijn gemoedsrust te ondermijnen en zijn positie onmogelijk te maken. Dit alles droeg ertoe bij dat de smekeling het kwaad dat hem werd aangedaan des te scherper voelde. Het was een wreed geval, en het gevoelige gemoed van de psalmist kromp erdoor ineen. Hij deed niets anders dan bidden. Hij werd gebed, zoals zij boosaardigheid werden. Dat was zijn antwoord aan zijn vijanden: tegen mensen en hun onrechtvaardigheid deed hij een beroep op de Rechter van de ganse aarde, Die recht moet doen. Ware dapperheid alleen kan een mens leren zijn lasteraars te negeren, en de zaak voor de Heere te brengen.
Overweging:
Niemand betoont zich een ergere vijand dan degene die, nadat hij met de grootste vriendelijkheid is bejegend, onvriendelijk wordt.