7 Opdat Uw beminden bevrijd worden; geef heil door Uw rechterhand, en verhoor ons. 8 God heeft gesproken in Zijn heiligdom, dies zal ik van vreugde opspringen; ik zal Sichem delen, en het dal van Sukkoth zal ik afmeten. 9 Gilead is mijn, Manasse is mijn, en Efraïm is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever. 10 Moab is mijn waspot; op Edom zal ik mijn schoen werpen; over Palestina zal ik juichen. 11 Wie zal mij voeren in een vaste stad? Wie zal mij leiden tot in Edom? 12 Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? 13 Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid; want des mensen heil is ijdelheid. 14 In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij zal onze wederpartijders vertreden.
Op de lofprijzing volgt nu een gebed. Dit ontleent aan de lofprijzing geloofskracht en heilige vrijmoedigheid. Het is dikwijls het beste aanbidding te beginnen met een loflied, en onze fiolen vol geuren dan aan te bieden als de harpen hun welluidende klanken hebben aangeheven. De Heere had grote beloften aan David gedaan, en Zijn heiligheid stond er borg voor. Plechtig werd beloofd dat de goddelijke eigenschappen de zoon van Jesse grote zegeningen zouden schenken; er bestond geen vrees dat de Verbondsgod zou terugkomen op Zijn gegeven woord. Als God gesproken heeft, mogen wij wel blij zijn: de goddelijke openbaring is op zichzelf al een vreugde. Als de Heere de bedoeling had gehad ons te verdelgen, zou Hij niet tot ons gesproken hebben zoals Hij heeft gedaan. Maar wat God gesproken heeft, is nog een andere reden tot blijdschap, want Hij heeft ‘de gewisse weldadigheden van David’ betuigd, en beloofd zijn zaad op zijn troon te doen zitten, en al zijn vijanden te onderwerpen. David was zeer verheugd nadat de Heere tot hem gesproken had bij monde van Nathan. Hij bleef voor het aangezicht van de Heere in verwonderde vreugde.
Lees 1 Kronieken 17, en merk op dat David in het volgende hoofdstuk met kracht tegen zijn vijanden gaat optreden, precies zoals hij belooft in deze psalm. Binnenlandse veroveringen komen eerst. Vijanden moeten van Israels grondgebied verdreven worden, en stukken land naar behoren toegewezen en beheerd. Aan deze zijde van de Jordaan en aan de overzijde moet het land op orde worden gebracht en beveiligd tegen alle binnendringende plunderaars. Bepaalde opgetogenheid leidt tot passiviteit, maar niet de opgetogenheid die is gefundeerd op een levend geloof in de belofte van God. Zie hoe David bidt alsof hij de zegen al had, en die kon delen met zijn mannen: dit komt doordat hij zo van ganser harte gezongen heeft voor de Heere zijn helper. Zie hoe hij besluit in actie te komen, als een man wiens gebeden slechts een deel van zijn leven zijn, en een belangrijk onderdeel van zijn optreden.
Geloof is laf noch lui: het weet God aan zijn zijde, en daarom handelt het dapper. De gelovige weet dat Hij zijn vijanden zal vertrappen, en daarom staat hij op om hen in Zijn naam te vertrappen. Waar lofprijzing en gebed aan de strijd zijn voorafgegaan, kunnen wij verwachten dat we heldhaftige daden en beslissende overwinningen te zien krijgen. ‘In God’ is onze geheime ondersteuning; uit die Bron halen wij al onze moed, wijsheid en kracht. De Kerk zal zich nog opwekken om haar God van ganser harte te loven, en dan zal zij met liederen en hosanna’s optrekken tot de grote slag. Haar vijanden zullen worden overwonnen en totaal worden vermorzeld door de kracht van haar God, en de eer van de Heere zal over de ganse aarde verheven worden. Doe het in onze tijd geschieden, zo smeken wij U, o Heere.
Overweging:
Omdat de kerk Gods geliefde is, moet de zorg voor haar ons zwaar wegen, en de liefde voor haar behoud moet ons ten zeerste aansporen tot gebed ten gunste van haar.