1 Een lied, een psalm van David. 2 O God! mijn hart is bereid; ik zal zingen en psalmzingen, ook mijn eer. 3 Waak op, gij luit en harp! ik zal in den dageraad opwaken. 4 Ik zal U loven onder de volken, o HEERE! en ik zal U psalmzingen onder de natiën. 5 Want Uw goedertierenheid is groot tot boven de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken. 6 Verhef U, o God! boven de hemelen, en Uw eer over de ganse aarde.
Het is mijn eer dat ik in staat ben te spreken en dat ik geen sprakeloos dier ben, daarom zal mijn stem Uw lof betuigen; het is mijn eer dat ik God ken en geen heiden ben, daarom zal mijn verstand, daarvan doordrongen, U aanbidden; het is mijn eer dat ik een heilige ben en niet langer een opstandeling, daarom zal de genade die ik heb ontvangen U loven; het is mijn eer dat ik onsterfelijk ben en niet slechts een bruut die vergaat, daarom zal mijn innerlijk leven Uw majesteit verheerlijken. Als de psalmist zegt ‘ik zal’, suggereert hij dat er een bepaalde verleiding zou kunnen bestaan om ervan af te zien, maar dat schuift hij terzijde, en met vastberaden hart bereidt hij zich voor op de vreugdevolle verplichting. Hij die met een vastberaden hart zingt, zal waarschijnlijk doorzingen, en al die tijd goed zingen.
Wie er ook naar mij komt luisteren, vroom of werelds, gelovige of heiden, beschaafd of barbaars, ik zal niet stoppen met mijn lied. David lijkt te hebben voorzien dat zijn psalmen in ieder land gezongen zouden worden, van Groenlands ijzige bergen tot het koraal- strand van India. Hij had een ruim hart, hij wilde hebben dat het hele mensdom luisterde naar zijn vreugde in God, en kijk, zijn wens is vervuld, want zijn psalmen zijn de wereld over gegaan: geen dichter is zo universeel bekend als hij. Hij kende maar één thema, hij zong van Jehova en van niemand anders, en zijn werk, dat werd vervaardigd van goud, zilver en kostbaar gesteente, heeft de tand des tijds doorstaan en stond nooit hoger in aanzien dan tegenwoordig. Gelukkig mens, dat hij zo zijn keus heeft gemaakt om de muzikant van de Heere te zijn. Hij houdt zijn positie van hofdichter van het koninkrijk der hemelen en zal haar houden tot
de dag des oordeels. Hij droeg zijn geloof overal met zich mee waar hij zegevierend doordrong, en de overwonnenen moesten niet de lof van David horen, maar de roem van de Heere der heirscharen.
Ik zou zielsgraag willen dat belijdende christenen overal waar ze heengaan de lof van de Heere met zich mee zouden dragen! Het valt te vrezen dat sommigen hun geloof achter zich laten wanneer zij hun huis verlaten. Naties en volken zouden weldra het Evangelie van Jezus kennen als iedere christelijke reiziger even intens gelovig zou zijn als de psalmist. Helaas, het valt te vrezen dat de naam van de Heere onder de heidenen eerder wordt ontwijd dan geëerd door velen die naar de naam van Christus genoemd zijn. Dit is een waar zendingsgebed. David had niets van de exclusiviteit van de moderne jood of de bekrompenheid van sommige christenen-in-naam. In naam van God, opdat Zijn eer overal geopenbaard mocht worden, verlangde hij ernaar hemel en aarde vol van goddelijke lofprijzing te zien. Amen, moge het zo zijn.
Overweging:
De genade van God was op dat moment groot boven de hemelen, toen de God-Mens, Christus Jezus, werd verheven tot de hoogste hemelen, en de waarheid van onze verlossing werd gevestigd op de troon van God Zelf.