1 Hallelujah! Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. 2 Wie zal de mogendheden des HEEREN uitspreken, al Zijn lof verkondigen? 3 Welgelukzalig zijn zij, die het recht onderhouden, die te aller tijd gerechtigheid doet. 4 Gedenk mijner, o HEERE! naar het welbehagen tot Uw volk, bezoek mij met Uw heil; 5 Opdat ik aanschouwe het goede Uwer uitverkorenen; opdat ik mij verblijde met de blijdschap Uws volks; opdat ik mij beroeme met Uw erfdeel. 6 Wij hebben gezondigd, mitsgaders onze vaderen, wij hebben verkeerdelijk gedaan; wij hebben goddelooslijk gehandeld. 7 Onze vaders in Egypte hebben niet gelet op Uw wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid niet gedachtig geweest; maar zij waren wederspannig aan de zee, bij de Schelfzee. 8 Doch Hij verloste hen om Zijns Naams wil, opdat Hij Zijn mogendheid bekend maakte. 9 En Hij schold de Schelfzee, zodat zij verdroogde, en Hij deed hen wandelen door de afgronden, als door een woestijn. 10 En Hij verloste hen uit de hand des haters, en Hij bevrijdde hen van de hand des vijands. 11 En de wateren overdekten hun wederpartijders; niet een van hen bleef over. 12 Toen geloofden zij aan Zijn woorden; zij zongen Zijn lof.
Hier wordt Israel’s geschiedenis beschreven met de bedoeling de zondigheid van de mens te laten zien, zoals de vorige psalm werd gemaakt om de goddelijke goedheid te verheerlijken. Het is in feite een nationale schuldbelijdenis, die een erkenning van de overtredingen van Israël in Egypte, in de woestijn en in Kanaän bevat. De psalm bevat gelovige, vrome smeekbeden om vergeving die geschikt zijn voor gebruik door alle navolgende generaties, en met name in tijd van nationale gevangenschap. Laten wij bij het bestuderen van deze heilige psalm onszelf voortdurend in ’s Heeren oude volk zien, en onze eigen uitdagingen aan het adres van de Allerhoogste betreuren, terzelfder tijd Zijn oneindige geduld bewonderend en Hem daarom aanbiddend. Moge de Heilige Geest deze psalm heiligen tot de bevordering van nederigheid en dankbaarheid.
Dit lied is voor het verzamelde volk, en ze worden allen aangespoord mee te doen met de lofprijzing van Jehova. Het is niet gepast dat enkelen lofzeggen en de rest zwijgt; iedereen moet meedoen. Als David aanwezig zou zijn in kerken waar kwartetten en koren al het zingen uitvoeren, zou hij zich naar de gemeente wenden en zeggen: ‘Looft de Heere’. Zij die de Heere loven hebben een onbeperkt onderwerp, een onderwerp dat in alle eeuwigheid niet uitgeput zal worden door de grootste geesten, niet eens door de hele menigte der verlosten, hoewel niemand hen kan tellen.
Het belijden van zonde is de doeltreffendste manier om een antwoord op het gebed te verzekeren; God bezoekt met Zijn heil de ziel die haar behoefte aan een Verlosser erkent. Van mensen kan worden gezegd dat ze gezondigd hebben met hun vaderen wanneer zij hen navolgen, wanneer zij dezelfde oogmerken hebben en hun eigen leven louter tot het verlengstuk van de dwaasheden van hun voorvaderen maken. Bovendien was Israël steeds maar één volk, en de belijdenis die volgt spreekt meer de nationale dan de persoonlijke zonde van het volk van de Heere uit. Zij genoten nationale voorrechten, en daarom deelden zij in nationale schuld.
De schuldbelijdenis wordt driemaal uitgesproken, als teken van haar oprechtheid en gemeendheid. Zonden van nalatigheid, daadwerkelijk bedreven zonden en opstandigheid moeten wij in verschillende categorieën erkennen, opdat wij een passend besef van het aantal en de gruwelijkheid van onze overtredingen mogen tonen. De Heere waakt zeer jaloers over Zijn eigen naam en eer. Nooit zal van Hem gezegd worden dat Hij Zijn volk niet kan of wil redden, of dat Hij geen eind kan maken aan de hovaardigheid van Zijn uitdagende vijanden. Dit respect voor Zijn eigen eer beweegt Hem altijd tot daden van genade, en daarom mogen wij ons er wel over verheugen dat Hij een jaloers God is.
Overweging:
Zal de Heere zoveel genade bewijzen aan een volk dat onder de wet staat, en niet veel meer van Zijn genade bewijzen aan hen die onder het Evangelie staan?