31 De heerlijkheid des HEEREN zij tot in der eeuwigheid; de HEERE verblijde Zich in Zijn werken. 32 Als Hij de aarde aanschouwt, zo beeft zij; als Hij de bergen aanroert, zo roken zij. 33 Ik zal den HEERE zingen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben. 34 Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn; ik zal mij in den HEERE verblijden. 35 De zondaars zullen van de aarde verdaan worden, en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof den HEERE, mijn ziel! Hallelujah!
De dichter merkt dat zijn hart zich verblijdt bij het aanschouwen van de werken van de Heere, en hij beseft dat de Schepper Zelf een onzegbare vreugde moet hebben gekend bij het uitoefenen van zoveel wijsheid, goedheid en macht. Alleen al voor alles wat Hij reeds heeft gedaan, verdient de Heere het zonder ophouden geprezen te worden. Zijn persoonlijke wezen en aard staan er garant voor dat Hij zelfs roemrijk zou zijn als alle schepselen dood waren. In dit leven en daarna zal de psalmist de Heere blijven prijzen, want het onderwerp is eindeloos en blijft altijd fris en nieuw. De vogels zongen Gods lof voordat de mens werd geschapen, maar verloste mensen zullen Zijn roem nog zingen als de vogels er niet meer zijn. Jehova, Die eeuwig leeft en ons doet leven, zal eeuwig verhoogd en bezongen worden in de liederen van verloste mensen.
Overdenking is het hart van het geloof. Het is de boom des levens in het midden van de hof der vroomheid, en zijn vruchten zijn zeer verkwikkend voor de ziel die zich ermee voedt. En zoals het goed is voor de mens, is het ook goed voor God. Zoals het vette van het offerdier de Heere toekwam, zo komen onze beste meditaties de Allerhoogste toe en zijn ze het meest aangenaam voor Hem. We dienen dan ook, zowel voor ons eigen welzijn als voor de eer van de Heere, veel tijd aan overdenking te besteden, en die meditatie moet hoofdzakelijk stilstaan bij de Heere Zelf; het moet ‘overdenking van Hem’ zijn. Als we dit nalaten zal het tot gevolg hebben dat er veel gemeenschap verloren gaat en veel blijdschap gemist wordt. Voor de overdenkende geest is elke gedachte aan God vreugdevol. De goddelijke eigenschappen zijn allemaal een bron van vreugde nu wij in Jezus Christus verzoend zijn met God.
In heilige verontwaardiging wil de psalmist de wereld ontdoen van wezens die van zo laag allooi zijn dat ze hun goedgunstige Schepper niet liefhebben, en zo blind dat ze rebelleren tegen hun Weldoener. Hij vraagt slechts om datgene waar de rechtvaardigen naar uitzien als voleinding van de geschiedenis; want we moeten bij uitstek verlangen naar de dag waarop in heel Gods koninkrijk geen enkele verrader of opstandeling meer over is. De christelijke manier om het te zeggen is vragen dat de genade zondaren in heiligen mag veranderen, en de goddelozen mag winnen voor de wegen van de waarheid.
‘Loof den Heere, mijn ziel!’ Dit is het einde van het verhaal. Wat zondaren ook mogen doen, mijn ziel, houd voet bij stuk en blijf je roeping trouw. Hun zwijgen moet jou niet tot zwijgen brengen, maar je juist uitdagen tot een verdubbelde lofprijzing om hun tekortkomingen te compenseren. Je kunt je taak ook niet alleen volbrengen; anderen moeten je helpen. Heiligen: ‘Looft den Heere’. Laat uw hart ‘Halleluja’ roepen, want dat is het woord in het Hebreeuws. Hemels woord! Laat het de psalm besluiten, want wat is er verder nog te zeggen of te schrijven? ‘Halleluja’, ‘Loofden Heere’.
Overweging:
De ziel die prijst zal vet gemaakt worden … Ingetoomd door deze teugel van goddelijke lofprijzing, zal ze nooit omkomen.