19 Hij heeft de maan gemaakt tot de gezette tijden, de zon weet haar ondergang. 20 Gij beschikt de duisternis, en het wordt nacht, in denwelken al het gedierte des wouds uittreedt: 21 De jonge leeuwen, briesende om een roof, en om hun spijs van God te zoeken. 22 De zon opgaande, maken zij zich weg, en liggen neder in hun holen. 23 De mens gaat dan uit tot zijn werk, en naar zijn arbeid tot den avond toe. 24 Hoe groot zijn Uw werken, o HEERE! Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; het aardrijk is vol van Uw goederen. 25 Deze zee, die groot en wijd van ruimte is, daarin is het wriemelende gedierte, en dat zonder getal, kleine gedierten met grote. 26 Daar wandelen de schepen, en de Leviathan, dien Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen. 27 Zij allen wachten op U, dat Gij hun hun spijze geeft te zijner tijd. 28 Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet Gij Uw hand open, zij worden met goed verzadigd. 29 Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof. 30 Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks.
De gezette tijden van de grote lichtbronnen zijn nu het onderwerp van de lofprijzing. De maan wordt het eerst genoemd, omdat in het joodse denken wordt uitgegaan van de nacht. Aan de hand van het wassen en afnemen van de maan wordt het jaar ingedeeld in maanden en weken, en op deze manier worden de feestdagen bepaald. Zo wordt de lamp van de nacht in dienst van de mens gesteld, en bij de vaststelling van de tijden van religieuze bijeenkomsten (zoals het bij de joden ging) wordt hij in verband gebracht met zijn edelste wezen. Laten wij de bewegingen van de maan nooit beschouwen als het onvermijdelijke resultaat van een onbezielde, onpersoonlijke wet, maar als de verordening van onze God.
Evenals de dag heeft de nacht zijn lofstem. Ze is zachter en gedempter, maar ze klinkt toch. De maan verlicht een plechtige stilte van aanbidding tussen de sparren, waardoor de nachtwind zijn ‘liederen zonder woorden’ lispelt. Nu en dan is er een geluid te horen dat, hoe onbetekenend het overdag ook zij, nu te midden van de schaduwen vreemd en verontrustend klinkt, alsof de aanwezigheid van het onbekende het hart heeft vervuld met beving, en de invloed van de Oneindige zich heeft gemanifesteerd. De verbeelding ontwaakt; het ongeloof vindt de plechtige stilte onaangenaam, het geloof slaat de ogen op naar de hemel en ziet de hemelse dingen bij de afwezigheid van het zonlicht des te duidelijker, en aanbidding buigt zich neer voor de Grote Onzienlijke!
Er zijn geesten die de wacht houden in de nacht, en de betovering van hun aanwezigheid is door menig wandelaar in de verlatenheid van de natuur gevoeld; God Zelf is ook de hele nacht alom aanwezig, en de heerlijkheid die verbergt, wordt zelfs vaak als nog groter ervaren dan de heerlijkheid die openbaart. Loofden Heere, mijn ziel!
Werken in de hemelen boven en op de aarde beneden, en in de wateren onder de aarde, werken die de eeuwen verduren, werken die binnen een jaar hun voltooiing vinden en weer vergaan, werken die met al hun schoonheid niet langer dan een dag duren, werken binnen werken, en werken daar weer binnen – wie kan ze tellen? God is de grote Werker, en de Beschikker van de variatie. Het is onze taak Zijn werken te onderzoeken, want ze zijn groots, en geliefd bij iedereen die er genoegen aan beleeft. Het zijn allemaal Zijn werken, tot standgebracht door Zijn eigen macht, en alle laten ze Zijn wijsheid zien.
Het was wijs ze te scheppen. Geen enkel werk kon worden weggelaten; iedere schakel is onmisbaar voor de keten der natuur – wilde dieren en mensen, vergiffen evengoed als geurige kruiden. Ze zijn wijs geschapen – elk past op zijn plaats, neemt die in en doet dat met vreugde. Het geheel van de schepping is een wijs werkstuk, en hoe doortrokken ook van mysteries, en verdonkerd door verschrikkingen, alles werkt samen ten goede, en als één compleet harmonieus stuk handwerk beantwoordt het aan het doel van de grote Maker.
Overweging:
Het rijk der genade bevat evenveel en even grootse werken als het rijk der natuur, maar alleen de uitverkorenen van de Heere weten ze te onderscheiden.