Doch het heil van de rechtvaardigen is van de Heere. Ps. 37:39
Heil of verlossing is een woord van grote en ruime betekenis, het beschrijft het gehele leven van de ware gelovigen, hun gehele ervaring van hun eerste bewustheid van het verderf door de val tot aan hun ingang in de heerlijkheid. Zij voelen hun voortdurende behoefte om verlost te worden van zichzelf, van de zonde, van Satan en de wereld. Zij vertrouwen op God voor bewaring en hun einde is vrede (Ps. 37:37).
De voorspoedige zondaar ligt over een andere boeg en komt tot een andere gevolgtrekking: hij ontkent alle behoefte aan heil of verlossing, en vindt dat hij zijn voorspoed aan zichzelf te danken heeft. Helaas, weldra zal, overeenkomstig het voorafgaande vers het blaadje voor hem omgekeerd worden: “De overtreders worden te samen verdelgd; het einde van de goddelozen wordt uitgeroeid.” God is niet met de onrechtvaardigen; zij hebben noch veiligheid, noch kracht, noch heil in hun tijd van benauwdheid.
Onze tekst bevat een ruime verklaring, waarvan wij kunnen zeggen:
I. Zij is het wezen van de gezonde leer.
Het heil van de rechtvaardigen is van de Heere, van de Drieeenige Jehovah, Vader, Zoon en Heilige Geest, in –
1. Het plan.
2. De voorziening.
3. Het begin.
4. De voortzetting.
5. De voleindiging.
II. Dit is een onmisbaar feit. De heiligen erkennen het; want
1. Door hun inwendige strijd weten zij, dat God alleen hun heil moet werken. Zij zijn te wuft en te zwak om zich zelf te kunnen verlossen.
2. Hun uitwendige verzoekingen brengen hen tot dezelfde gevolgtrekkingen. Zij zijn wel bewaard, die door God worden bewaard, maar door niemand anders.
3. De haat van de wereld doet alles wat zij van deze zijde hopen in rook opgaan. God is groter dan de gehele wereld in de wapens tegen zijn volk.
4. Zij zouden onder het gewicht van hun dagelijkse beproevingen verpletterd worden, indien de Almacht hen niet ondersteunde. Alleen Gods genade kan algenoegzaam zijn.
5. Het verderf van de geveinsden is een treurig bewijs, hoe weinig de mens doen kan: Tijdgelovigen vergaan evenals bloesems, die zich nooit tot vrucht zetten en dus van de boom afvallen.
III. Dit is een liefelijke vertroosting.Deze waarheid, dat het heil van zijn heilige God is,
1. Leidt hen tot een vast vertrouwen.
2. Wekt hen op tot gelovig gebed.
3. Dringt hen om af te zien van zichzelf.
4. Geef hun grote gedachten van God, en
5. Leidt hen er toe om hun Verlosser te aanbidden en te loven.
IV. Dit is een reden tot ootmoed.
1. Het ontdoet de rechtvaardigen van alle hoogmoed op het feit van hun verlossing.
2. Van alle roemen in zichzelf als zij in hun oprechtheid volharden.
3. Van alle onbetamelijke veroordeling van de gevallenen, omdat zij zelf niet staande zouden zijn gebleven, indien de Heere hen niet had ondersteund.
4. Van alle zelfvertrouwen met betrekking tot de toekomst, daar hun zwakheid hen immer blijft aankleven.
5. Van alle zelfverheerlijking zelfs in de hemel, daar zij alles aan de vrije genade van God zijn verschuldigd.
V. Dit is een vruchtbare grond van de hoop.
1. Met betrekking tot onze moeilijkheden: God kan ons uitkomst geven
2. Met betrekking tot onze beproefde broederen: de Heere kan ondersteunen, heiligen en hen uitredden.
3. Met betrekking tot zoekende zielen: wij kunnen hen overgeven aan de Heiland. Hij is machtig om hen volkomen zalig te maken.
4. Met betrekking tot zondaren: zij kunnen niet te diep gezonken zijn, of te hardnekkig, te onwetend, te onwaar. God kan heil werken ook voor de slechtsten.