Bij u schuil ik. Ps. 143:9
Welk een zegen is het voor ons allen, dat David volstrekt geen onbeproefd man was! Wij allen zijn door zijn smartelijke ervaring verrijkt geworden. Er was in die man “zoveel afwisseling en verscheidenheid, dat hij niet een man scheen te zijn, maar een kort begrip van geheel de mensheid.”
Zou het voor anderen niet ook een zegen kunnen zijn, als wij beproefd worden? Zo ja, behoren wij er ons dan niet van harte in te verblijden om onze bijdrage te leveren voor het goed van het verloste gezin van God?
David kan ons voorbeeld zijn. Laat ons, evenals hij, schuilen bij God. Wij zullen van onze vijanden profiteren, indien wij deze voorzichtige krijgsman navolgen in zijn gewone manier van aan zijn vijanden te ontkomen.
Evenwel, de grote zaak is, niet slechts te zien wat David deed, maar vaardig, snel en voortdurend hetzelfde te doen. Wat is er alzo volstrekt nodig om de man Gods na te volgen?
I. Een bemerken van gevaar. Niemand zal wegschuilen, als hij niet bevreesd is. Het gevaar moet worden gekend en gevreesd, of men zal er niet voor vluchten.
Dikwijls komen de mensen om, omdat zij zich van geen gevaar bewust zijn. De ongezonde, schadelijke lucht wordt niet bemerkt, de blinde klip wordt niet gezien, de spoortrein komt in botsing, zonder dat wij er voor gewaarschuwd zijn.
Onbekendheid met het gevaar maakt het gevaar onvermijdelijk.
De mensen durven te sterven zonder de hel te vrezen.
De mensen zondigen en vrezen geen kwade gevolgen.
De mensen spelen met een slechte gewoonte en geloven niet in hun eigen macht om hen aan zich te verslaven.
De mensen spelen met een verzoeking en weigeren te zien, hoe stellig die verzoeking hen tot wezenlijk kwaad doen zal voeren.
2. Ieder mens verkeert in wezenlijk gevaar. De zondaar slaapt op de top van een mast. Beide jong en oud zijn in perikel. Zelfs de heiligen zijn in gevaar van menigerlei verzoeking.
3. Sommige gevaren worden slechts langzamerhand ingezien. Die, welke in verband staan met aangename zonde; die, welke voortvloeien uit een snoevende geest; die, welke aangemoedigd worden door het voorbeeld van anderen, enz. Hoe gevaarlijker de slang, hoe minder waarachijnlijk het is, dat men haar ziet.
4. De geestelijke mens wordt ertoe gebracht om gevaar te bemerken door innerlijke waarschuwingen, door een geestelijke gevoeligheid, die het gevolg is van vroomheid, door ervaring, door merkbare afwijkingen van, en de uitwerking van sommige dingen te zien op, anderen.
I. Een gevoel van zwakheid. Niemand zal wegschuilen, als hij zich in staat voelt om door eigen kracht het gevaar te boven te komen.
1. Wij allen zijn zwak en niet in staat om het hoofd te bieden aan de zonde.
2. Sommigen denken, dat zij strijdbare helden zijn, maar deze behoren tot de zwaksten van de zwakken.
3. Vroeger falen moet ons leren niet op eigen kracht te vertrouwen.
4. In een diepe bewustheid van onze zwakheid worden wij sterk gemaakt. In ingebeelde kracht ligt de ergste vorm van zwakheid.
III. Eens welberaden voorzorg. “Bij u schuil ik.”
1. Hij wilde het niet wagen om zich in gevaar te begeven, of te wachten tot het hem overviel; hij maakte gebruik van de gelegenheid en vluchtte. Dit is dikwijls het grootste bewijs van moed.
2. Ontkoming door vrees is bewonderenswaardige voorzichtigheid. Het is geen laag motief; want “Noe heeft, bevreesd geworden zijnde, de Ark toebereid.”
3. Terwijl wij kunnen vluchten, behoren wij het te doen, want er kan een tijd komen, dat wij er niet meer toe in staat zijn.
David zegt: “Ik schuil” en bedoelt te zeggen–”Ik ben altijd schuilende bij U, o mijn God.” De mens behoort niet te leven als een dier, dat niet verder ziet dan de weide, waarin het graast. Hij behoort het kwaad te voorzien en zich er voor te verbergen, dit is niets meer dan betamelijke voorzichtigheid. (Spr. 22:3).
IV. Een vaast vertrouwen. “Bij u schuil ik.” Hij was zeker,
1. Dat er veiligheid is in God.
2. Dat hij tot God mocht vluchten.
3. Dat hij te eigener plaats en stond mocht vluchten.
V. Een werkzaam geloof. Hij lag niet lijdelijk neer, maar hij wekte zich op.
Dit kan duidelijk worden gezien.
1. In zijn vluchten tot God. Voortvarendheid, spoed, vurigheid.
2. In zijn gebeden daarna. “Leer mij uw welbehagen doen! Uw goede Geest geleide mij! Maak mij levend.” Zie de verzen, die op de tekst volgen.
Verwacht vijanden te hebben, en bereid u voor hen. Verzeker u van uw beste Vriend. Wees met Hem verzoend in Christus Jezus. Maak voortdurend gebruik van Hem. Vlucht tot Hem te allen tijde.