Het is de plicht van een moedig mens, en in het bijzonder van een gelovig mens, om de dood niet te vrezen, noch ernaar te verlangen, om er niet bang voor te zijn, noch haar het hof te maken. Zijn ziel in lijdzaamheid bezittend moet hij niet aan het leven wanhopen wanneer hij fel bestookt wordt en hij moet er altijd meer naar verlangen de wedloop goed te willen lopen dan het einde te bereiken. Het is niet aan de gelovige mens zijn eigen dood te willen voorspellen. Deze dingen behoren God toe. We weten niet hoe lang we op aarde zullen leven en hoeven het ook niet te weten. De keuze voor een lang of een kort leven is niet aan ons en als we de keuze wèl zouden hebben, zou het wijzer zijn om hem weer aan God terug te geven. “’Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest” is een bewonderenswaardig gebed voor levende zowel als stervende heiligen. Het willen gluren in de verborgen bladzijden van het boek van ons lot is het verlangen van een twijfelachtig voorrecht: het is ongetwijfeld beter wanneer we het moment dat dit leven zijn einde bereikt niet kunnen voorzien.
Job vergiste zich wat betreft het tijdstip van zijn dood, maar hij vergiste zich niet wat betreft het feit op zich. Hij sprak de waarheid toen hij zei: ’’Want ik weet, dat Gij mij ter dood brengen zult.” Op de één of andere dag zal de Heere ons roepen uit ons huis boven de grond naar het huis dat bestemd is voor alle levenden. Ik vraag u vanmorgen deze onbetwiste waarheid te overdenken. Schrikt u terug? Waarom? Is het niet zeer wijs om met onze laatste uren te spreken?
“Wij willen een vrolijk onderwerp”. O ja? Is dit geen vrolijk onderwerp voor u? Het is ernstig, maar het zou u ook welkom moeten zijn. U zegt dat u de gedachte aan de dood niet kunt verdragen. Dan heeft u het hard nodig. Dat u ervoor terugschrikt bewijst dat u niet in de juiste gemoedstoestand verkeert, want anders zou u het zonder tegenzin in aanmerking nemen. Het is een armzalig geluk dat u de meest belangrijke van alle feiten over het hoofd ziet. Een vrede die alleen door gedachteloosheid gehandhaafd kan worden zou ik niet kunnen verdragen. U heeft nog iets te leren wanneer u een christen bent en toch niet bereid bent om te sterven. U heeft een hogere staat van genade nodig en een vaster en krachtiger geloof. Dat u tot nog toe een baby in de genade bent blijkt duidelijk uit uw erkenning dat te sterven en met Christus te zijn u niet beter schijnt te zijn dan in het vlees te blijven.
Zouden we ons in dit leven niet moeten voorbereiden op het leven hierna en op het sterven? Maar hoe kan een mens voorbereid zijn op hetgeen waar hij nooit aan denkt? Bent u van plan een sprong in het duister te maken? Als dat zo is, verkeert u in een ongelukkige toestand en smeek ik u, als u uw ziel liefheeft, dit gevaar te ontvluchten met de hulp van Gods Heilige Geest.
“O,” zegt iemand, ’’maar ik voel me niet geroepen eraan te denken.” Wel! De herfst roept u er zelfs toe. Elk vallend blad waarschuwt u. U moet zeker sterven, waarom denkt u dan niet na over het onvermijdelijke? De struisvogel steekt zijn kop in het zand en verbeeldt zich dat hij veilig is als hij de jager niet langer kan zien. Ik kan me nauwelijks indenken dat een vogel zo dwaas kan zijn en ik smeek u die dwaasheid niet na te volgen. Al denk ik niet aan de dood, de dood denkt wel aan mij. Als ik niet naar de dood wil gaan door overdenking en overweging, zal hij tot mij komen. Laat me hem dan ontmoeten als een man en laat me tot dat doel hem in het gezicht kijken. De dood komt onze huizen binnen en neemt onze geliefden weg. Zelden ga ik de preekstoel op zonder een bekend gezicht te missen. Er gaat nooit een week aan de kerk voorbij zonder dat enigen van onze gelukkige gemeenschap weggehaald worden naar de nog gelukkigere gemeenschap hierboven. Of we hem willen horen of niet, de dood preekt iedere keer als we in het openbaar bijeenkomen tot ons. Zo vaak komt hij met een boodschap van God en zouden we dan weigeren te luisteren? Nee, laten wij een gewillig oor en hart verlenen en horen wat God de Heere ons iedere keer weer wil zeggen.
O, u die de jongste bent, u die gezond en krachtig bent, ik vraag u liefdevol dit onderwerp niet van u af te schuiven. Denk eraan, ook de jongsten worden weggenomen. Al vroeg in het leven van mijn jongens nam ik ze mee naar het oude kerkhof van Wimbledon en vroeg hen enkele van de kleinere graven te meten. Ze vonden verscheidene groene grafheuveltjes die kleiner waren dan zijzelf. Zo probeerde ik hen de onzekerheid van het leven in te prenten. Ik zou willen dat ieder kind onthield dat hij niet te jong is om te sterven. Laat anderen onthouden dat ze niet te sterk zijn om te sterven. De stevigste bomen van het woud zijn vaak de eersten die door de bijl van de vernieler vallen. Paracelcus, een beroemde geneesheer uit oude tijden, bereidde een medicijn waarvan hij zei dat als men het regelmatig innam men nooit zou kunnen sterven, behalve dan op zeer hoge leeftijd. Toch stierf Paracelsus zelf toen hij een jonge man was.
Zij die denken het geheim van de onsterfelijkheid gevonden te hebben zullen nog leren dat ze zichzelf bedriegen. Niemand van ons kan een plekje ontdekken waar hij buiten schootsafstand van de laatste vijand is en daarom zou het waanzinnig zijn om te weigeren eraan te denken. Een blufferige Franse hertog verbood het zijn bedienden om ooit in zijn nabijheid de dood te benoemen. Toen zijn secretaris hem de woorden ’’Wijlen de Koning van Spanje” voorlas, keerde hij zich tegen hem in minachtende verontwaardiging en vroeg hem wat hij daarmee bedoelde. De arme secretaris kon alleen maar stamelen: ”Het is een titel die ze aannemen. ” Inderdaad, het is een titel die we allen zullen aannemen en we doen er goed aan om op te merken hoe goed hij bij ons past. De koning der verschrikking komt tot koningen, maar acht het ook niet beneden zich om de arme van zijn karige vlees te beroven. Tot u, tot mij, tot allen komt hij. Laten we ons gereedmaken voor zijn zekere komst.