Daarom zegt Hij: Ontwaak, u die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. (Efeze 5:14)
Lees verder Romeinen 13:8—14.
Sommige mensen lopen in hun slaap en komen op gevaarlijke plaatsen terecht, plaatsen die mensen die wakker zijn onveilig zouden vinden. Door één of andere vreemde invloed lopen ze zelfverzekerd en rustig langs wilde stromen, ze letten niet op het gevaar beneden. Zelfs het gehuil van de wind lijkt niet tot hun zintuigen door te dringen, ze hebben daardoor een soort zelfverzekerdheid wat meer wakkerheid van hen verwijderd zou hebben. O, de fatale zekerheid van sommige belijders en de manier waarop ze spelen met de wereld terwijl ze er vanbuiten netjes uitzien. O, de manier waarop sommige Christenen zo dichtbij het vuur van de zonde komen dat ze verschroeien maar net niet verbranden. O, in de ogen van de mensen zijn sommigen van jullie goede, uitstekende en morele mensen. Maar toch, als Christen, lijk je niet wakker voor de belangen van Christus Koninkrijk. En zoals mensen in hun slaap kunnen praten en lopen, zo is er nog iets wat ze beter kunnen dan andere mensen, namelijk, dromen in hun slaap. Hij is degene die plannen maakt en nieuwe ontdekkingen doet. Hij kan nieuwe methoden bedenken om nieuwe kerken te planten, hij kan manieren bedenken om nieuwe dienaren te werven en nog allerlei dingen, maar toch de hele tijd slapen. Hij die wakker is doet het en bewijst dat hij wakker is door het te doen. Maar de slapende man rekent alleen. Zoveel euro per week, zoveel inschrijvingen en het doel zal bereikt worden maar het wordt nooit uitgevoerd. Hij droomt heerlijk maar hij doet niets. Hij kon altijd beter dan iedereen de zondagsschool besturen en een Christelijke stichting opzetten, maar geen zondagsschool of Christelijke stichting verrijst ooit onder zijn hand. Het enige wat hij doet is uitvinden en plannen maken zonder ze uit te voeren.
Ter overdenking
Als de apostelen konden slapen middenin gevaar (Mattheüs 26:40–45), en als half slapende apostelen dwaze plannen konden verzinnen zonder dat ze wisten wat ze zeiden (Lukas 9:32–33), dan moeten ook wij erop letten dat we geestelijk wakker en waakzaam zijn (1 Thessalonicenzen 5:6–8).
Preek 716, 7 oktober 1866