Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd en gedaan dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken en rein zijt in Uw richten. Psalm 51:6 Verder lezen: 1 Samuël 15:1-31
We hebben gehoord van mensen die hun schuld beleden hebben en die later probeerden hun misdaad af te zwakken en bepaalde redenen lieten zien waarom ze niet zo schuldig waren als ze schenen. Als een christen echter zijn schuld belijdt, hoor je nooit een woord ter verzachting of verontschuldiging van hem. Hij zegt: ‘Tegen U, U alleen heb ik gezondigd en gedaan dat kwaad is in Uw ogen.’ Door dit te zeggen rechtvaardigt hij God als Deze hem zou veroordelen en schrijft hij God geen kwaad toe als Deze hem voor eeuwig zou vonnissen. Heb je ooit zo’n belijdenis gedaan? Heb je jezelf ooit op deze manier voor God gebogen? Of heb je geprobeerd je schuld te verzachten en je zonden te verbloemen en over jouw misdaden te spreken alsof het slechts kleine vergrijpen waren? In dat geval heb je in jezelf niet het vonnis van de dood gevoeld. Je wacht nog steeds totdat de plechtige doodsklok het uur van je oordeel zal luiden en je zult uitgedragen worden, onder het algemene gesis van afschuw van de wereld, om voor eeuwig veroordeeld te worden tot vlammen die nooit zullen verminderen. En nadat een christen zijn zonden belijdt, belooft hij niet dat hij zich vanuit zichzelf beter zal gedragen. Sommigen zeggen als zij voor God belijdenis doen: ‘Heere, als U me vergeeft, zal ik nooit meer zondigen’, maar Gods boetelingen zeggen dat nooit. Als ze voor Hem komen, zeggen ze: ‘Heere, ooit deed ik beloften, ooit maakte ik goede voornemens, maar nu durf ik dat niet meer, want ze zouden zo snel verbroken zijn dat ze mijn schuld zouden vergroten. Mijn beloften zouden zo snel geschonden zijn dat ze mijn ziel dieper in de hel zouden doen verzinken. Ik kan alleen maar zeggen dat als U in mijn binnenste een rein hart wilt scheppen, ik er dankbaar voor zal zijn en Uw lof voor eeuwig zal zingen; maar ik kan niet beloven dat ik zonder zonde zal leven of een gerechtigheid van mezelf uit zal werken. Ik durf niet te beloven, mijn Vader, dat ik nooit weer zal afdwalen.’
Ter overdenking
Bevat jouw belijdenis van zonden de verontschuldigingen van koning Saul of de onderworpenheid van koning David, de man naar Gods hart? (1 Sam. 13:14)
Preek nr. 86