Mijn volk zal met Mijn goed verzadigd worden, spreekt de HEERE. Jer. 31:14
Let op dat “mijn”, dat tweemaal voorkomt: “Mijn volk zal met Mijn goed verzadigd worden”. Het soort mensen, dat verzadigd wordt met God, wordt bestempeld als het eigen volk van God. Hij heeft behagen in hen, omdat zij behagen hebben in Hem. Zij noemen Hem hun God, en Hij noemt hen zijn volk; Hij wordt verzadigd met hen als zijn deel aan te nemen, en zij worden verzadigd met Hem als hun deel. Er is een wederkerige gemeenschap van verlustiging tussen het Israël van God en de God van Israël. Deze mensen worden verzadigd. Dit is iets groots. Zeer weinigen van de mensenkinderen worden ooit verzadigd, laat hun lot zijn wat het moge zijn; zij hebben een bloedzuiger ingeslikt, en die roept voortdurend: “Geef! Geef! ” Alleen geheiligde zielen zijn verzadigde zielen. God zelf moet ons zowel bekeren als bevredigen. Het is geen wonder, dat het volk van de HEERE moet worden verzadigd met het goede van hun HEERE. Hier is het goede zonder bijmengsel, mildheid zonder beperking, barmhartigheid zonder verwijt, liefde zonder verandering, gunst zonder voorbehoud. Als het goede van God ons niet verzadigt, wat dan wel? Wat, mopperen wij nog steeds? Er is beslist een verkeerde begeerte in ons als het er een is, die Gods goedheid niet verzadigt. HEERE, ik ben verzadigd. Geprezen zij uw naam.