Keert u, en vertrekt, en gaat in het gebergte der Amorieten, en tot al hun geburen, in het vlakke veld, op het gebergte, en in de laagte, en in het zuiden, en aan de havens der zee; het land der Kanaänieten, en de Libanon, tot aan die grote rivier, de rivier Frath. Ziet, Ik heb dat land gegeven voor uw aangezicht; gaat daarin, en bezit erfelijk het land, dat de HEERE aan uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft, dat Hij het hun en hun zaad na hen geven zou. Deuteronomium 1:7-8
Als de Heere niet spoedig van de hemel zal neerdalen, zullen we allen sterven. Ja, het uur van ons verscheiden komt steeds nader. Dan zullen wij ons los moeten maken van onze ankerplaats, wat die dan ook geweest mag zijn. Spoedig zullen we vanuit de hemel het woord horen: ‘Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal.’ Dit zal de opdracht voor een beter Kanaan zijn, het land dat vloeit van melk en honing. We zullen deze wereld verlaten en een onbekende eeuwigheid binnentrekken; maar we hoeven geen moment bevreesd te zijn voor deze emigratie. Hij die de grote rivier de Eufraat overgetrokken is, zal niet bang zijn om de Jordaan over te steken. Het opgeven van de wereld zal voor u en mij geen nieuwe ervaring zijn; die hebben we al vele malen opgegeven. We hebben al herhaaldelijk in alle oprechtheid alles overgegeven in des Heeren hand, en we zijn gaarne bereid dat opnieuw te doen. We leven hier als gasten en vreemdelingen en er is in dit vreemde land weinig dat ons kan bekoren. Onze schat is boven en het zal voor onze ziel een vreugde zijn om op te varen naar die plaats, waar ons hart al verblijft. We vinden het niet erg om een dode wereld achter te laten. Laten we evenals Abraham naar het zuiden trekken; dat wil zeggen dat we steeds verder wegtrekken van de oude verblijfplaats. Laten we optrekken naar het centrum van het land van Immanuel. Laten we opgaan naar het nieuwe Jeruzalem, de hemelse stad en niet rusten voor we ons erfdeel hebben ontvangen om Hem te aanschouwen in Wie Abraham zich verheugde.