Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Morgen”
Ik weet echter: mijn Verlosser leeft! Job 19 vers 25
De grote kracht van Jobs troost ligt in het woordje ‘mijn’! Hij is mijn Verlosser, en ik weet dat Hij leeft! O, laten we ons vastklemmen aan de levende Christus! Voor wij Zijn troost kunnen ontvangen, moeten we weten dat we Zijn eigendom zijn. Wat heb ik aan het goud dat zich nog in de mijn bevindt? In Californië leven mensen die geen dagelijks brood hebben, ondanks de rijkdom die zich in hun streek bevindt. Het goud kan alleen in mijn behoeften voorzien als het in mijn portemonnee zit, want dan pas kan ik het brood kopen dat ik nodig heb. Wat heb ik aan een Verlosser, die mij niet verlost, of aan een Plaatsvervanger die niet aansprakelijk is voor mij? Wees niet tevreden voor je door het geloof kunt zeggen: ‘Ik werp mij in de armen van mijn levende Heere, en Hij is de mijne.’ Het kan zijn, dat je Hem met een zwakke hand vasthoudt, dat het je bijna brutaal lijkt om te zeggen: ‘Hij is mijn Verlosser!’ Maar denk er dan aan dat zelfs dit kleine geloof je het recht geeft om dit te zeggen. We komen in deze tekst nog een woord tegen dat het krachtige vertrouwen van Job uitdrukt. ‘Ik weet’. Het geeft troost als je kunt zeggen: ‘Ik hoop het’, of: ‘Ik vertrouw erop’. Er bevinden zich duizenden schapen in de kudde van de Heere Jezus die nooit verder komen dan deze woorden. Maar als je de diepe troost wilt leren kennen, moet je zeggen: ‘Ik weet’. De ‘maars’ en misschiens’ zijn rovers van de vrede en van de troost. In tijden van nood is het erg verdrietig als je omringd bent door twijfels. Ze steken onze ziel als wespen! Als ik bang ben dat Christus de mijne niet is, dan is er edik gemengd door de gal van de dood. Maar als ik er zeker van ben dat Jezus voor mij leeft, dan is de duisternis niet donker, maar is de nacht zelfs licht. Als Job zelfs kon zeggen: ‘Ik weet’, terwijl hij in de eeuwen voor de komst van Christus leefde, mogen wij niet met minder zekerheid spreken. Laat God er ons voor bewaren dat we dit in brutaliteit zouden zeggen. Laten we er op letten dat ons fundament goed is, zodat we geen ongegronde hoop hebben. Maar laten we daarna niet tevreden zijn met het fundament alleen. We moeten verder bouwen, want vanuit de bovenste verdiepingen van het gebouw hebben wij het mooiste uitzicht. Het is een onuitsprekelijke vreugde om een levende Verlosser te hebben, die echt ‘mijn Verlosser’ is!