Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Ik sloeg ulieden met brandkoren, met honingdauw en met hagel, al het werk van u handen. Haggai 2:18
Hoe vernielend is de hagel op het te velde staande koren. Het kostbare graan wordt er door op de grond geslagen. Hoe dankbaar behoren wij te zijn wanneer onze oogst voor zulk een vreselijke ramp bewaard blijft! Laat ons de Heere dankzegging toebrengen! Doch er zijn van die stille, geheimzinnige verwoesters, die vaak meer te vrezen zijn, zoals roest, brand en honingdauw. Deze veranderen de korenaar in roest, doen haar rotten, of de korrel opdrogen, en de mens is zo geheel onmachtig daar iets tegen te doen, dat de landman gedrongen wordt uit te roepen: “dit is de vinger van God.” Ontelbare kleine oorzaken doen het kwaad, en ware het niet door Gods goedheid, de berijder van het zwarte paard zou spoedig hongersnood over het land brengen. Oneindige ontferming bewaart het voedsel voor de mens; maar wanneer wij zien op de menigte vijanden, die de oogst zoeken te vernielen, dan erkennen wij de wijsheid van de bede: “Geef ons heden ons dagelijks brood.” De vloek is daarbuiten; dus hebben wij gedurig behoefte aan de zegen. Roest en honingdauw in het koren zijn bestraffingen van boven, waarnaar de mens moet leren luisteren als naar Hem, die ze toezendt. In het geestelijke is de honingdauw geen ongewoon kwaad. Wanneer ons werk het meest belovend schijnt te zijn, dan verschijnt dit bederf. Wij wachten veel bekeringen, en zie! een algemene loomheid, grote werelds gezindheid, of een treurige verharding van hart openbaart zich! Het zijn geen openlijke zonden in hen aan wie wij arbeiden, maar het is gebrek aan oprechtheid en beslistheid, dat onze hoop zo droevig teleurstelt. Wij leren hieruit onze onafhankelijkheid van de Heere, en hoe nodig het is te bidden, dat er geen kwaad aan ons werk geschiede. Geestelijke hoogmoed of traagheid zou spoedig het gevreesde bederf over ons brengen; alleen de Heere des oogstes kan het afwenden. Honingdauw kan zelfs onze harten aantasten en onze gebeden en godsdienstoefeningen verkoelen. Mag het de grote Heere des oogstes behagen, zulk een vreselijk kwaad van ons af te wenden. Schijn, gezegende zon van de gerechtigheid, en drijf het verderf heen.