En Zacharias zeide tot de engel: Waarbij zal ik dat weten? Lukas 1:18
Bij Zacharias was het volkomen anders dan bij Abraham en Sara. Daar geloofde Abraham, en twijfelde Sara. Hier gelooft de vrouw, tegenover de bedenkingen van haar man. Net zo aanvaardde Maria, het bescheiden dorpsmeisje, eenvoudig gelovend de hoge en heilige groetenis waarmee zij werd begroet. Ze stelt alleen maar een begrijpelijke vraag, en als die is beantwoord, zegt ze: ‘Mij geschiede naar uw woord.’ Het eerste hoofdstuk van het Evangelie naar Lukas is heel opmerkelijk. De vrouw, die in de vele voorafgaande generaties op de achtergrond was gebleven, schijnt ineens een prominente plaats in te nemen. Zacharias en Jozef twijfelen, terwijl Elisabet en Maria met blijdschap geloven. En wie weet: misschien richt ik me hier wel tot een arme vrouw, in de diepte van de aanvechting, in lichamelijk lijden, in armoede, die zich toch met heel haar hart in de Heere verheugt. Maar zonder twijfel spreek ik nu ook tot menige man die door kleine zorgen wordt geplaagd en vreselijk loopt te mopperen over kleine ergernissen, iemand die niet op zijn God vertrouwt als er wolken aan de hemel verschijnen, en niet weet hoe het verder moet. Schaam u voor uw ongeloof! Niets vernedert ons méér, dan dat de zwakke broeders in Gods huisgezin door de eenvoud en de oprechtheid van hun geloof maken dat wij het schaamrood op de kaken krijgen! De persoon en de positie van Zacharias moeten ons maar een treffende moraal verschaffen; maar ik vraag elke christen met nadruk om de scherpe punt van de kritiek op zichzelf te richten, en erover na te denken hoe vaak hij persoonlijk voor zijn ongeloof een berisping verdient.