Doch Hanna antwoordde en zeide: Neen, mijn heer, ik ben een vrouw bezwaard van geest. 1 Samuël 1:15
Hanna was een wijze vrouw, want haar verdriet deed haar eerst tot zichzelf inkeren, en daarna bracht het haar heel duidelijk tot de gemeenschap met haar God. Wat er opkwam in haar geest, was klaarblijkelijk datgene wat slechts een toebereide aarde kon voortbrengen. Ik wil het nu niet zozeer over haar zoon hebben, maar zeg alleen dat wat zij uitte in de voorname pracht en de volheid van de ware poëzie, op gelijke hoogte staat met alles wat de liefelijke psalmist van Israël, David zelf, heeft geschreven. De maagd Maria ging duidelijk in het spoor van deze grote dichteres, die een meesteres was in de kunst van het lyrische gedicht. De dochters van Belial konden lachen en plezier hebben, en haar beschouwen als het stof onder hun voeten, maar toch had zij met haar bedroefde geest genade gevonden in de ogen des Heeren. Daar was Peninna, met haar pijlkoker vol kinderen, die triomfeerde over de onvruchtbare treurende vrouw. Toch werd niet Peninna gezegend – terwijl Hanna met al haar verdriet de Heere dierbaar was. Verdriet brengt een rijkdom aan zegen met zich mee, wanneer de Heere het heiligt. Als iemand voor zichzelf moest kiezen tussen degenen die plezier hebben en degenen die treuren, zou hij er goed aan doen de raad van Salomo op te volgen, die zei: ‘Het is beter te gaan in het klaaghuis dan te gaan in het huis des maaltijds.’ Nu zien we even de blijdschap van de wereld opvlammen, maar er is veel meer echt licht te vinden in het verdriet van de christen. Als we zien hoe de Heere Zijn volk in de aanvechtingen ondersteunt en heiligt, wordt de duisternis een helder middaglicht.