Rijp fruit komt snel van de tak. U schudt de boom en de rijpste appels vallen. Als u vers fruit wilt eten, steekt u uw hand uit om het te plukken en als het er met grote moeite afkomt, hebt u het gevoel dat u het beter wat langer met rust kunt laten. Maar als het met weinig moeite in uw hand valt, weet u dat het in goede staat is. Wanneer wij, net als Paulus, kunnen zeggen: “Ik heb de begeerte om ontbonden te worden (zie Filippenzen 1:23)”, wanneer we door alle aardse dingen zijn losgelaten, o, dan zijn we rijp voor de hemel. U zou uw gemoedstoestand kunnen meten aan uw aantrekkingskracht met betrekking tot de dingen van deze wereld. U hebt hier misschien nog wat dingen die u liefhebt, sommigen van u bezitten een som geld en u voelt, het is moeilijk om hiervan gescheiden te worden. Lezer, dit is nu het groene fruit. Maar wanneer u volgroeit bent in de genade en God u een nog grotere overvloed van deze wereld zou geven, dan zou u uzelf hier op aarde nog steeds een vreemdeling voelen die verlangt naar een beter land. Uw hart zal dan zeggen: “Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde. (Psalmen 73:25)”