En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal. Handelingen 2:38-39
Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden (Markus 16:16 SV). Dat wil zeggen, als een mens deel krijgt aan de vrijgevige verlossing die Christus heeft bewerkstelligd, moet hij in Christus geloven; hij moet op Christus vertrouwen; hij moet geloven dat Christus Gods aangewezen Verlosser is en in staat is om hem te redden. Hij moet naar dat geloof handelen en zichzelf toevertrouwen in de handen van Jezus, en als hij dat doet, zal hij gered worden. Verder zegt de tekst dat hij gedoopt moet worden. Niet dat er enige deugd in de doop zit, maar Christus mag verwachten dat de mens die erop vertrouwt door Hem gered te worden, zijn verbondenheid aan Hem zal belijden. Wie Christus als zijn Verlosser wil hebben, moet openlijk bereid zijn te erkennen dat hij aan de kant van Christus staat. Het doopsel wordt zo het teken van het discipelschap, het uiterlijke teken van het innerlijke geloof, waardoor een mens tegen allen die toekijken zegt: “Ik belijd mezelf dood aan de wereld; ik belijd mezelf begraven met Christus; ik verklaar mezelf opgestaan tot nieuwheid van leven in Hem; maak er van wat u wilt en lach er om zoveel als u wilt, maar in het geloof van Jezus als mijn Heere, heb ik afscheid genomen van al het andere om Hem te volgen”.