En zijn moeder zeide tot hem: Uw vloek zij op mij, mijn zoon. Genesis 27:13
Er zijn gezinnen die tot aan een bepaald punt heel gelukkig zijn geweest; voorbij dat punt ging er iets mis – en vanaf dat uur was al het geluk verdwenen. Misschien ligt een heel gezin uit elkaar, of, als men weer bij elkaar is gekomen, heeft men toch met veel tegenslag te kampen. In dit geval had Izak dus graag gezien dat de zegen heel gauw bestendigd zou worden. Hij heeft het niet gezien. Jakob moesten ze wegsturen, echt weg. Hij hééft de zegen, maar zal Izak pas weerzien als deze heel oud is. Izak is in leven gebleven om zijn zoon te zien terugkomen, maar misschien is hij wel veertig jaar weg geweest. De zoon thuis zou hem maar weinig troosten, en de zoon die hij gezegend had, moest een tijd van hem weggenomen worden. Wat Rebekka betreft: ze heeft haar zoon nooit weergezien. Met veel tranen heeft ze afscheid van hem genomen, en toen hij terugkeerde, was Rebekka al voorgoed te ruste gegaan. Ze heeft niet geweten wat ze zichzelf aandeed. Voorzover het haarzelf betrof, bracht ze in deze wereld voor altijd een scheiding aan tussen haar en haar zoon. Wat Jakob betreft, om wiens bestwil alles was gedaan — op dat moment kwam er voor hem een episode van verdriet, die hem, toen hij alles nog eens moest nagaan, deed zeggen: Weinig en kwaad zijn de dagen van uw knecht. Zijn hele leven lang heeft die ene overtreding alles versomberd.