Gisteravond hoorde ik dat ze iets heel bijzonders hebben uitgevonden, en vanavond zullen ze waarschijnlijk weer iets nieuws ontdekken. Met betrekking tot mijn geloof in Christus doen deze ontdekkingen er helemaal niet toe, en een evangelieprediker moet op geen enkele manier van zijn stuk gebracht worden door welke uitvinding van de wetenschap dan ook. Hoe meer van Gods werken bekend worden, hoe beter. Hoe meer die werken goed begrepen en uitgelegd worden, hoe beter. Laat de werken van de Vader verheerlijkt worden.
Maar het Evangelie dat Gods dienaren moesten prediken toen onze voorouders in de diepste onwetendheid verkeerden, is hetzelfde Evangelie dat wij vandaag te midden van het schitterende elektrische licht moeten prediken. Als we hadden moeten afdalen in de catacomben van Rome, slechts hier en daar verlicht door een flikkerende kaars, zouden we in die onderaardse gewelven niets anders hebben kunnen prediken dan Jezus Christus en Dien gekruisigd.
Nu wij in deze verlichte negentiende eeuw bijeenkomen, hebben wij geen ander onderwerp voor onze prediking dan Jezus en Zijn liefde voor zondaren, die oude, eeuwenoude geschiedenis. De hedendaagse ontdekkingen van de wetenschap hoeven ons niet te verontrusten, want dat de Geest van God niet beperkt wordt door de wetenschap, wordt bewezen door het feit dat zelfs de grootste geleerden onderworpen zijn aan die Geest. Hij is even machtig om geleerden te bekeren als ongeleerden. Er zijn geleerden geweest die alles leken te weten over de aarde en de hemel en toch als kinderen aan Jezus’ voeten kwamen. O Geest van God, richt onze ogen op Hem Die aan het kruis hing opdat wij Hem mogen zien en leven!