En als het geschiedt dat gij hoort het geruis van een gang in de toppen der moerbeziënbomen, dan rep u, want alsdan is de HEERE voor uw aangezicht uitgegaan, om het heerleger der Filisijnen te slaan. 2 Samuël 5:24 Verder lezen: 2 Timotheüs 2:14-19
Als iemand van je bekenden in Gods huis geweest is, als je hem ertoe gebracht hebt daarheen te gaan en als je denkt dat er wat goeds gaande is zonder dat je het zeker weet, let dan op dat weinige. Het kan zijn dat God ons als een pleegmoeder gebruikt heeft om Zijn kind op te voeden, zodat deze kleine opgevoed mag worden in het geloof en deze pasgeboren ziel mag worden versterkt en opgebouwd. Maar ik zeg jullie christenen, velen van jullie richten flink wat schade aan door wat je zegt als je naar huis gaat. Een man zei eens dat hij toen hij een knaap was, een bepaalde preek hoorde en dat hij daar diep van onder de indruk was. De tranen liepen hem over de wangen en hij dacht bij zichzelf: ‘Ik ga naar huis om te bidden.’ Onderweg daarheen raakte hij in gezelschap van twee leden van de kerk. Een van hen begon met: ‘En, wat vond je van de preek?’ De ander zei: ‘Volgens mij was hij op een bepaald punt niet helemaal zuiver.’ ‘Nou’, zei de ander, ‘ik dacht dat de predikant niet erg alert was’, of iets dergelijks, en de ene scheurde één deel van de preek aan stukken en de andere een ander deel, totdat, aldus de jongeman, ‘voordat ik ver met hen was meegelopen, ik mijn hele voornemen vergeten was. En alle goede gedachten die ik had gekregen, leken door deze twee mensen weggevaagd. Het was alsof ze bang waren dat ik misschien enige hoop zou krijgen, want zij scheurden juist de preek aan flarden die mij op mijn knieën zou hebben gebracht.’ Wat hebben wij vaak hetzelfde gedaan! De mensen zullen zeggen: ‘Wat vond jij van die preek?’ Op een vriendelijke manier zeg ik er helemaal niets over, en als er iets verkeerds in is – en heel waarschijnlijk is dat zo dan is het beter om er niet over te spreken, want sommige mensen kunnen er iets goeds uit halen.
Ter overdenking
Als u de preek als je zondagmiddagmaal beschouwt, pas dan op dat je niet tegelijk ermee het geloof van de een of ander verslindt (Mark. 4:4 en 15).