Oh, dat Gij mij toch zou zegenen! 1 Kronieken 4:10 (Eng. vert. KJV)
Jabez was van groter aanzien dan zijn broers. Zijn moeder had hem met smart gebaard, maar hij groeide uit tot een man wiens naam wijd en zijd bekend werd, en die tot op de dag van vandaag herinnerd wordt. Wat hem zo bijzonder maakte? Hij was een man van gebed. Dat was zijn geheim, de bron van zijn kracht. De eer die hij ontving was niet oppervlakkig of tijdelijk, niet iets dat hem zomaar werd aangereikt. Nee, hij had die plaats ontvangen door zijn trouw, zijn toewijding, zijn oprechte leven voor God. Juist daardoor kreeg zijn eer betekenis. Want de mooiste eer is die welke van God zelf komt: Zijn genade, bekroond met erkenning van trouw en dienstbaarheid. In de Bijbel lezen we dat Jabez eervoller was dan zijn broers – en direct daarna staat zijn gebed. Alsof zijn gebed het bewijs is van zijn vroomheid, de sleutel tot zijn leven. En dat gebed… dat is zo bijzonder. Het laat zien waar zijn hart echt naar verlangde. Luister maar: “Oh, dat Gij mij toch zou zegenen!” Zo eenvoudig, en toch zo diep. En weet je? Dat is een gebed dat jij ook tot het jouwe kunt maken. Het past in elke fase van je leven: aan het begin van je geloofsweg, onderweg in al je ups en downs, en zelfs wanneer je terugkijkt aan het einde van de reis. Of je nu blij bent of verdrietig, dit gebed kan altijd mee. Dus, lieve broeder, lieve zuster: bid het mee met Jabez. Vraag God om Zijn zegen, steeds opnieuw. Want juist daarin ligt de echte rijkdom van ons leven met Hem.