O pasgeboren ziel, bevend van angst, als je het schone gelaat van jouw Beminde nog niet hebt aanschouwd, als jij je nog niet kunt verlustigen in de majesteit van Zijn ambten, en de wonderen van Zijn persoon, laat je ziel dan ten volle leven in de rijkdom van Zijn genade, en de kostbaarheid van Zijn bloed. Deze heb jij in je bezit, de bewijzen van je belangstelling in Hem; heb Hem daarom lief, en te zijner tijd zal Hij je nieuwe wonderen en heerlijkheden doen ontdekken, zodat jij zult kunnen uitroepen: “O staf van mijn leven en sterkte van mijn hart. Ik zal zitten en zingen onder Uw schaduw, ja, ik zal een liefdeslied zingen van mijn Beminde.”