Wanneer we op een begrafenis het beroemde hoofdstuk in de brief aan de Korintiërs lezen, vinden we daarin geen troost met betrekking tot de onsterfelijke ziel, want die is niet nodig, maar we vinden veel troost met betrekking tot datgene dat “in oneer is gezaaid”, maar zal worden “opgewekt in heerlijkheid (zie 1 Korinthe 15:43)”. Uw geliefde doden zullen leven; dat rottend stof zal opnieuw leven. Huil niet, alsof u uw schat in de zee geworpen hebt, waar u het nooit meer zal terugvinden. U hebt het alleen in een kist gelegd, van waaruit u het helderder zult ontvangen dan tevoren. U zult opnieuw in die ogen kijken die zo vaak tot u hebben gesproken, maar die nu in de duisternis van de graven gesloten zijn. U zult uw kind opnieuw weerzien, u zult uw kind herkennen, dezelfde gedaante zal opstaan. Uw vriend die is heengegaan zal tot u wederkeren en zijn Heere liefhebben zoals u doet, u zult u met hem verblijden in het land waar men niet meer zal sterven. Het is maar een kort vertrek, maar het zal een eeuwige ontmoeting zijn. We zullen voor eeuwig met de Heere zijn, maar we zullen ook voor altijd met elkaar zijn. Laten we elkaar dan troosten met deze woorden.