De priesters van vroeger waren niet bedroefd als zij hun taken uitvoerden, daarom moeten gelovigen die van een hoger priesterschap zijn, zich verheugen in hun nadering tot hun God. Als engelen zingen, waarom zouden wij, die toch ook Gods dienaren zijn, weliswaar in een lager positie, maar toch ook veel hoger, dat dan niet doen? David danste voor de Ark dat het symbool van Gods aanwezigheid was, wat scheelt ons dan dat ons hart zo zelden voor de Heere danst? De oude schepping heeft haar zonneschijn en bloemen, er zijn loeiende koeien en blatende schapen, aan de hemel zijn de leeuweriken en op en neer vliegende nachtegaaltjes, de rivieren lachen en haar zeeën klappen in de handen. Is de nieuwe schepping van genade dan minder goed om God blij te aanbidden met buitengewone vreugde? Natuurlijk niet, laat ons dan met dankzegging voor Zijn aangezicht verschijnen en ons in Hem verblijden met psalmen. De meeste Engelse vertalingen veranderen de oude honderdste Psalm in “Dient Hem met vrees”; maar ik, op mijn beurt wil het, door Gods genade, graag zingen zoals het vroeger was en zoals het nog steeds wordt gezongen in Schotland.
Juich aarde, juich alom den Heer’,
Dient God met blijdschap, geeft Hem eer;
Komt, nadert voor Zijn aangezicht;
Zingt Hem een vrolijk lofgedicht.