En maakt, rechte paden voor uw voeten, opdat, hetgeen kreupel is, niet verdraaid wordt, maar dat het veel meer genezen wordt. Hebr. 12:13
Soms ontmoeten wij mensen, die snel van voet en opgewekt van geest zijn. Gave God dat allen alzo waren! Daar allen echter alzo niet zijn, moet er aan de kreupelen worden gedacht.
Voor wankelende voeten moet de weg effen worden gemaakt. Wat wij begeren, is, dat de gehele karavaan veilig het doel van de reis zal bereiken.
I. In elke kudde worden kreupele schapen gevonden.
1. Sommigen zijn het van nature en van hun geboorte af. Gereed om te twijfelen en te vertwijfelen. Gereed om ongelovig te zijn en in dwaling te vervallen. Gereed om toe te geven aan de verzoeking en zich dus onvast te betonen. Ontoebereid en zwak in alle practische plichtsbetrachting.
2. Sommigen zijn slecht gevoed. Hierdoor ontstaan ziekte in de voeten en kreupelheid. Aan velen zijn valse leerstellingen geleerd. Nog meerderen hebben een vage, onbestemde leer aangenomen. Nog anderen horen naar een lichte, oppervlakkige leer.
3. Sommigen werden gekweld en gejaagd totdat zij kreupel werden. Door Satan met zijn inblazingen en verzoekingen. Door vervolgers, met hun laster, hun smalen, hun spot, enz. Door hoogmoedige belijders, onvriendelijke vromen, strenge critici, enz. Door een ziekelijk geweten, dat kwaad ziet, waar het niet is.
4. Sommigen zijn moe geworden door het ruwe van de weg. Zeer diepe onwetendheid heeft hen verzwakt. Zeer vele wereldse zorgen hebben hen neergedrukt. Zeer veel inwendige strijd heeft hen gebroken. Zeer veel twistgeschrijf heeft hen afgemat.
5. Sommigen zijn langzamerhand zwak geworden. Achteruitgang door het veronachtzamen van de middelen van de genade. Achteruitgang door de boze invloed van anderen. Achteruitgang door hoogmoed van het hart en zelfvoldaanheid. Achteruitgang door algemene koudheid van hart.
6. Sommigen zijn zeer diep gevallen. Dit heeft hun beenderen gebroken, waardoor hun vorderen op de weg werd verhinderd. Dit heeft de zenuw van hun bruikbaarheid verlamd. Dit heeft hen in hun heilige blijdschap belemmerd.
II. De overigen van de kudde behoren voor deze genezing te zoeken.
1. Door hun gezelschap te zoeken en hen niet door veronachtzaming en minachting van wanhoop of moedeloosheid op de weg te laten bezwijken.
2. Door te trachten hen te troosten en terecht te brengen. Dit kan gedaan worden door diegenen onder ons, die rijper ervaring hebben; en zij, die voor het werk ongeschikt zijn, kunnen datgene beproeven, wat zo duidelijk in onze tekst is aangewezen.
3. Door rechte paden te maken voor onze eigen voeten. Door onmiskenbare heiligheid van wandel. Door op onze eigen eenvoudige manier evangelie onderricht te geven. Door ons openlijk in de Heere te verblijden. Door alle verkeerde gewoonten, die hen in de war zouden kunnen brengen, te vermijden. Door hun aldus te tonen, dat Jezus voor ons “De weg, de waarheid en het leven is.” Geen weg kan meer recht wezen dan de weg van eenvoudig geloof in Jezus.
III. De Herder van de kudde bekommert zich om de zodanigen.
1. Hun vrees: zij komen tot de gevolgtrekking, dat Hij hen zal verlaten.
2. De reden: omdat dit voor Hem verre weg het gemakkelijkst zou wezen.
3. Hun angst: indien Hij dit deed, dan zouden zij noodzakelijkerwijs moeten omkomen.
4. Hun vertroosting: Hij heeft voorzien in al de middelen om de kreupelen te genezen.
5. Hun hoop: Hij is zeer zacht en teder; Hij wil niet, dat een van hun zal wegdwalen en omkomen.
6. Hun vertrouwen: genezing zal Hem veel eer aanbrengen en dankbare genegenheid winnen, waarom wij tot de gevolgtrekking komen, dat Hij hen zal bewaren.
Laat ons zorg dragen aan de zwaksten geen aanstoot te geven of hun kwaad te doen.
Laat ons er naar streven, de dwalenden terecht te brengen en hen, die zwaar beproefd zijn, te vertroosten.