En in de tweede reis werd Jozef voor zijn broeders bekend. Hand. 7:13
Er is een duidelijke parallel tussen Jozef en Jezus, Jozefs broeders en ons.
Sommige ware zoekenden vinden niet terstond vrede. Zij gaan op hun wijze tot Jezus, maar keren van Hem terug, zoals zij gegaan zijn.
Wat wij voor hen vrezen is, dat zij of onverschillig of wanhopig worden.
Wat wij voor hen hopen is, dat zij wederom tot Hem zullen gaan en eerlang het grote geheim zullen ontdekken en voedsel zullen vinden voor hun ziel.
Tot dat doel zullen wij de loop volgen van Jozefs geschiedenis en haar gebruiken als een allegorie ten nutte van de zoekende.
I. Er is iets, dat gij niet kent.
De zonen Israëls kenden Jozef niet. Evenals zij
1. Hebt gij er geen denkbeeld van, wie en wat Jezus is. Macht en mededogen vloeien in Hem samen. Hij is veel meer dan Hij schijnt.
2. Gij beschouwt Hem slechts als groot, heerlijk, ontoegankelijk; een streng heerser en aandrijver.
3. Gij weet niet, dat Hij uw Broeder is, één met u in aard, in betrekking en liefde.
4. Gij kunt niet begrijpen, hoe Hij liefheeft, Hij smacht er naar om zich bekend te maken, zijn hart is vol van mededogen.
5. Gij kunt u niet voorstellen, wat Hij voor u wil doen; al wat Hij is, en al wat Hij heeft staat ter uwer beschikking.
Schilder de Israëlitische herders in de tegenwoordigheid van de verheven Egyptischen vorst, gelijk hij daar staat, gehuld in geheimenis, omgord met macht en omringd van eer en heerlijkheid. Zij konden zich bijna niet voorstellen, dat dit Jozef, hun broeder was.
II. Er is een reden, waarom gij dit bij uw eerste gaan tot Hem niet vernomen heeft.
Jozef heeft zich, toen zijn broeders de eerste maal in Egypte kwamen, niet aan hen bekend gemaakt en gij hebt Jezus niet zo leren kennen, dat gij een begrip hebt van zijn liefde.
1. Gij hebt niet naar Hem uitgezien. De zonen van Jakob gingen naar Egypte om koren te kopen, niet om hun broeder te ontmoeten. Gij ziet uit naar vertroosting, enz. maar niet naar de Zaligmaker.
2. Gij hebt uw zonde tegen Jezus niet gevoeld en Hij wilde u tot berouw en bekering brengen, zoals Jozef zijn broeders er toe bracht, om het grote kwaad te belijden, dat zij gedaan hadden.
3. Gij zijt niet gegaan met alles wat gij hebt. Gelijk de broeders Benjamin te huis hadden gelaten, zo hebt gij een gave, een faculteit ongebruikt gelaten, toen gij genade gezocht hebt.
4. Door dit uitstel zult gij een grotere zegen deelachtig worden; en de Here Jezus zal zich in de geschiktste tijd aan u openbaren, gelijk Jozef gedaan heeft. Tot aan dat ogenblik bedwingt Hij zich.
III. Er is veel hoop in uw gaan tot hem een tweede reis.
Jozefs broeders hebben op die tweede reize een grote ontdekking gedaan. Gij bevindt u in dezelfde omstandigheden. Ga voor de tweede maal, want
1. Gij moet gaan, of omkomen. Er was nergens koren dan in Egypte; en er is in niemand anders zaligheid dan in Christus.
2. Anderen zijn heengegaan en zijn geslaagd. Alle volkeren gingen naar Egypte en niemand werd afgewezen. Heeft Jezus iemand uitgeworpen?
3. Evenals de zonen van Israël hebt gij reeds te lang gedraald.
4. Er wacht u een welkom. Jozef verlangde zijn broederen te zien, en Jezus verlangt u te zien.
IV. Wij kunnen voorzien, wat er zal gebeuren, indien gij gaat.
De geschiedenis leent zich tot profetie. Gelijk het de zonen Israëls ging bij Jozef, zo zal het u gaan bij Jezus.
1. Gij zult sidderen in zijn tegenwoordigheid.
2. Hij zal u zeggen tot Hem te naderen.
3. Hij zal u vertroosten door zich aan u bekend te maken.
4. Hij zal u zegenen en verrijken en u verblijd naar huis zenden om uw gehele familie te halen.
5. Hij zal om uwentwil over de gehele wereld heersen en gij zult bij Hem wezen, en door Hem gespijzigd worden.
Haasten wij ons, om voor de tweede maal tot de Zaligmaker te gaan. Gewis, dat is de welaangename tijd, want de Heilige Geest zegt: “Heden.”