En hij ging naar buiten en volgde hem, en hij wist niet dat het werkelijkheid was wat er door de engel plaatsvond, maar hij dacht dat hij een visioen zag.(Handelingen 12:9) Lees verder Habakkuk 2:1—4.
Petrus werd in Gods handen gelegd. De mensen die elkaar in het huis van Maria, de moeder van Markus, ontmoetten, deden een beroep op de grote Advocaat. Als er iemand in de gevangenis zit, “we hebben een Advocaat bij de Vader, Jezus Christus de Rechtvaardige” (1 Johannes 2:1). Met hun nederige gebeden en tranen smeekten ze voor hun broeder. Zijn leven was waardevol en ze konden hem niet missen want de kerk had de apostelen in ieder geval voor een tijd nodig. Ik geloof dat ik ze één voor één hoor smeken, “Heere, denk aan Petrus! U weet hoe veel we van Hem houden, ons verlangen gaat naar hem uit. Laat Petrus niet gedood worden! Oh, neem onze steun niet van onder ons weg! Verwijder deze pilaar niet, noch deze rots.” De Heere hoorde hun geroep. Petrus’ lot lag in Zijn handen. Hij zal op Zijn tijd ingrijpen. De zekerheid dat het gebed gehoord wordt is het onderpand dat het gebed beantwoord zal worden. Het verzoek is geaccepteerd, maar er is nog geen antwoord gekomen. We kunnen het opgeven. Maar kijk, Petrus ligt al heel de week in de gevangenis. Het feest van de ongezuurde broden is voorbij, het is de laatste nacht — de laatste nacht! De avond is gevallen, de donkere uren zijn begonnen, het is midden in de nacht. De zon komt straks op — nog een paar uur — en waar is Petrus? Heere, als U niet ingrijpt, waar is Petrus? Als U nu niet komt om Hem te helpen zal zijn bloed de bevolking van Jeruzalem blij maken, ze zullen glunderen van vreugde als ze hem afslachten! Ja, maar juist in dat laatste en donkerste uur van de nacht overviel Gods gelegenheid de extremiteit van de mens. Een licht scheen in de kerker. Petrus werd gewekt. God is nooit te vroeg en nooit te laat, Hij komt precies wanneer Hij nodig is.
Ter overdenking
Veel van onze problemen en veel valse leer (Bijv. evolutie, de mis, instant heiliging en het vagevuur) illustreren dat Gods gedachten en wegen hoger zijn dan onze gedachten en wegen (Jesaja 55:8—9). Het menselijke hart vertoont een sterke weerstand tegen Gods tijdschaal en snelheid (2 Petrus 3:8—9) Zijn soms schijnbare uitstel en traagheid om te handelen beproeven ons geloof tot het uiterste (Johannes 11:6,21,32,39).
Preek 526, onbekende datum