En gij zult Zijn naam heten Emmanuël; hetwelk is, overgezet zijnde, God met ons. Mattheüs 1:23b
De woorden ‘overgezet zijnde’ klinken mij als muziek in de oren. Waarom zou het Hebreeuwse woord ‘Immanuël’ eigenlijk vertaald moeten worden? Zou het niet zijn om duidelijk te maken dat het alles te maken heeft met ons, heidenen? Was het niet juist de bedoeling om het in een van de belangrijkste bekende talen, namelijk het Grieks, te vertalen? De woorden ‘overgezet zijnde’ zijn gebruikt bij Christus’ geboorte. Het opschrift boven Zijn kruis was ook in drie talen geschreven. Dit laat ons zien dat Hij niet alleen de Zaligmaker van de Joden is, maar ook die van de heidenen.
Toen ik eens langs de kade van Marseille liep, zag ik daar schepen uit vele landen aangemeerd liggen. De opschriften boven winkels en magazijnen trokken mijn aandacht. De informatie over de levensmiddelen en de materialen die binnen te koop werden aangeboden, was niet alleen in het Frans te lezen, maar ook in het Engels, Italiaans, Duits, Grieks en soms zelfs in het Russisch en Zweeds.
Zeilmakers, scheepsbouwers, metaalbewerkers en handelaren in scheepsbenodigdheden wilden de informatie over hun handelswaar aan scheepslui van allerlei nationaliteiten bekend maken. Het was duidelijk dat ze deze niet alleen uitnodigden binnen te komen, maar dat ze verwachtten dat ze bij hen de gewenste artikelen zouden aanschaffen.
De woorden ‘overgezet zijnde’ moeten wel betekenen dat ze tot verschillende volken gericht zijn. Eerst lezen we de tekst in het Hebreeuws, ‘Immanuël’. Vervolgens is het vertaald – ‘God met ons’ – zodat wij het begrijpen kunnen. De woorden ‘overgezet zijnde’ laten ons weten dat we uitgenodigd worden en welkom zijn. Ze betekenen dat God heeft gezien wat wij nodig hebben en dat Hij in onze behoeften kan voorzien. Ze zeggen ons dat zelfs wij, zondaren uit de heidenen, die ver van God af leven, vrij zijn om te komen! Laten wij deze kostbare naam in beide vertalingen gelovig bewaren en uitzien naar de heerlijke tijd dat onze Joodse broeders hun ‘Immanuël’ zullen verbinden met ons ‘God met ons’.
Onze tekst spreekt van een naam voor onze Heere Jezus. Er staat: ‘en gij zult Zijn naam heten Immanuël’. Tegenwoordig geven we onze kinderen namen zonder een speciale betekenis. Misschien vernoemen we vader of moeder, of een familielid, maar in het algemeen hebben de namen geen bijzondere bedoeling. Dat was vroeger anders. Namen hadden een betekenis. Meestal geven de namen in de Schrift onderwijs en dit is zeker het geval voor elke naam van de Heere Jezus. Zijn namen duiden aan wat Hij is. ‘Men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst’ (Jes. 9:5) omdat Hij dit werkelijk is. Hij heet niet zonder reden ‘Jezus’. Met elke andere naam zou Jezus minder lieflijk voor ons zijn, want geen enkele andere naam zou Zijn werk, dit grote werk om Zijn volk te verlossen van hun zonden, zo volledig kunnen beschrijven. Wanneer van Hem gezegd wordt dat Hij een bepaalde naam draagt, betekent het dat Hij ook werkelijk zo is. Nergens in het Nieuwe Testament wordt onze Heere later ‘Immanuël’ genoemd. De apostelen noch de discipelen noemen Hem letterlijk bij deze naam. Maar in feite omschrijven ze Hem wel op deze manier wanneer ze over Hem spreken als ‘God is geopenbaard in het vlees’ (1 Tim. 3:16). Ze zeggen van Hem: ‘En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Enig geborenen van de Vader), vol van genade en waarheid’ (Joh.1:14). Ze gebruiken dus niet het letterlijke woord, maar ze geven ons inzicht in de betekenis ervan.
Laten we deze waarheid van God bewonderen: ‘God met ons’. Laten we op eerbiedige afstand blijven zoals Mozes, die zijn schoenen van zijn voeten deed toen hij God in het braambos zag en niet dichterbij kwam. Hij voelde dat de plaats waarop hij stond heilige grond was. Wat is dit een geweldig feit! De oneindige God nam intrek in het kwetsbare lichaam van een kind en woonde in het zwakke, aan lijden onderhevige lichaam van een man. ‘God was in Christus’ (2 Kor. 5:19). ‘Maar heeft Zichzelf vernietigd, de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende, en is de mensen gelijk geworden’ (Fil. 2:7). Beschouw eerst met verwondering Gods neerbuigende goedheid, dat Hij, Die alle dingen geschapen heeft, de natuur van één van Zijn schepselen aannam. Degene Die het leven in Zichzelf heeft, maakte Zich één met de afhankelijke en rampzalige mens. De Almachtige verbond Zich met het zwakke en sterfelijke schepsel. Hier daalde onze Heere af in de diepste vernedering en ging een verbond aan met een wezen dat niet de hoogste trap in het bestaan innam! Jehova, de Eeuwige en Onbevattelijke, zou Zijn neerbuigende goedheid al hebben getoond wanneer Hij de natuur van een edel, geestelijk wezen, zoals een seraf of een cherub, aangenomen zou hebben. De eenwording van de Heilige met een geschapen geest zou een onmetelijke stap zijn geweest, maar het is voor God nog veel groter om één te worden met de mens.
Bedenk dat Christus in Zijn menselijke natuur leed, honger had, sterfelijk was. God had Hem een menselijk lichaam gegeven. Uiteindelijk is een lichaam slechts stof, gemaakt van het stof van de aarde waarop wij leven. We voeden ons met alles wat op de aarde groeit. En wanneer we sterven, zullen we tot het stof terugkeren waaruit we genomen zijn. Is het niet wonderlijk dat deze kroon op de schepping, de zondige mens, dit stof, desondanks opgenomen wordt in het verbond met dat zuivere, heerlijke en niet te doorgronden Goddelijk Wezen? Wat kennen wij weinig van Hem. Wij zullen Hem nooit kunnen begrijpen.
O, wat zien we hier een neerbuigende goedheid! Ik roep u op om hierover te mediteren. Ik ben er van overtuigd dat niemand zich kan voorstellen hoe diep God Zich heeft gebogen om intrek te nemen in de menselijke natuur om ‘God met ons’ te kunnen zijn. Wanneer we bedenken dat Christus de natuur aannam van een zondig schepsel, maakt dat het nog des te meer opmerkelijk. Ik zou me er nog iets bij kunnen voorstellen wanneer onze Heere de gedaante had aangenomen van een ras wat nooit gevallen was. Maar zie, het menselijk geslacht rebelleerde tegen God en toch werd Christus Mens, zodat Hij ons kon verlossen van de gevolgen van onze rebellie en opheffen naar iets hogers dan onze onschuldige zuiverheid. ‘… God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid van het zondige vlees, en dat voor de zonde, heeft de zonde veroordeeld in het vlees’ (Rom. 8:3). ‘O, wat een diepte’ is alles wat wij kunnen uitbrengen als we ons verwonderen over de neerbuigende genade van de goddelijke liefde.
Wanneer u dit beschouwt, let er dan vervolgens op wat een machtig wonder het is. Hebt u er ooit over nagedacht wat een kracht God heeft laten zien toen Hij een lichaam vormde wat God en Mens in één kon zijn? Onze Heere is Mens geworden en heeft Zijn intrek genomen in een echt, menselijk lichaam, dat op een wonderlijke manier de inwoning van de Godheid kon dragen. Contact met God is vreselijk. ‘Als Hij de aarde aanschouwt, zo beeft zij; als Hij de bergen aanroert, zo roken zij’ (Ps. 104:32). ‘De Heere is blinkende verschenen van het gebergte Paran’ (Deut. 33:2)
en ‘de ganse berg Sinaï rookte, omdat de HEERE op dezelve nederkwam in vuur; en zijn rook ging op, als de rook van een oven; en de ganse berg beefde zeer’ (Ex. 19:18). Zo sterk waren de vroege heiligen zich bewust van deze waarheid, dat ze zeiden: ‘Niemand kan Gods aangezicht zien en leven’ (naar Ex. 33:2). En desondanks was er een Mens Die niet alleen het aangezicht van God heeft gezien, maar Die de inwoning van de Godheid in Zijn lichaam heeft gedragen.
O menselijke Christus, hoe kon U de Godheid in Uw lichaam dragen! Wij weten niet hoe dat mogelijk was, maar God weet het. Het schuilen van de Almachtige, het bevatten van de Onbevattelijke, het openbaar worden van de Onzichtbare, deze plaats voor de Alomtegenwoordige, laten we het aanbidden. Bewonder de macht die verbleef in ‘God met ons’.
Nogmaals, als u het mysterie beschouwt, mediteer er dan over wat een teken van goede wil dit moet zijn voor de mensheid. Wanneer de Heere de mens op deze onvergelijkbare en unieke wijze één maakt met Zichzelf, moet het goed zijn voor de mens. Het is onmogelijk dat God het menselijke ras wil vernietigen, als Hij het op deze manier aan Zichzelf verbindt! Dit huwelijk tussen de mens en God kan niet anders dan vrede betekenen. Oorlog en vernietiging worden nooit op zo’n manier voorspeld. God, Die in Bethlehem vlees is geworden en aanbeden werd door de herders, voorzegt niet anders dan ‘vrede op aarde en in de mensen een welbehagen’. O zondaar, u die terecht beeft bij de gedachte aan de goddelijke toorn, hef uw hoofd op! U mag blijmoedig hopen op goddelijke genade en gunst. God moet wel vol genade gedenken aan het menselijke ras dat Hij zo onderscheidt van alle andere dat Hij Zelf daarmee één wil worden. Schepsel, geboren uit een vrouw, wees vol goede moed! Zie uit naar onnoemelijke zegeningen, want ‘een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven’ (Jes. 9:5).
U kunt aan de kleur van het rivierwater vaak zien waar de rivier vandaan komt en hoe de bodem is. Het is bijvoorbeeld meteen duidelijk welke rivier zijn oorsprong vindt in een smeltende gletsjer. Wanneer u de tekst ‘En Hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit de troon van God en van het Lam’ (Openb. 22:1) op deze manier leest, dan begrijpt u de inhoud meteen. Wordt de troon bezet door de Godheid en de aangestelde Middelaar, de vleesgeworden God, het eens bloedende Lam? Dan kan de rivier niet anders zijn dan zuiver kristal. Het kan niet een rivier van de gesmolten lava van verslindende toorn zijn. Maar het is een rivier van het levende water. Kijk naar ‘God met ons’ en u zult begrijpen dat de gevolgen van de vleeswording aangenaam, kostbaar, vol redding en reiniging voor de mens zijn.
Ik smeek u om vol bewondering te blijven kijken naar ‘God met ons’ als een pand voor onze verlossing. We zijn een gevallen geslacht. We zijn verzonken in de modder. We zijn gevangenen en slaven van satan. Maar wanneer God naar ons toe komt en Zich met onze natuur verbindt, dan klimmen we op uit onze val. De poorten van de hel kunnen ons niet vasthouden als God met ons is! Slaven van de zonde en verbondskinderen onder de wet, luister naar de jubelende trompet. Iemand heeft Zich onder u gevoegd, geboren uit een vrouw, geworden onder de wet. Hij is de machtige God, Die beloofde redding te brengen. Hij is het gevecht aangegaan en heeft de wapenrusting aangetrokken.
De voorvechter voor Zijn volk zal niet falen en Zich niet laten ontmoedigen; Hij houdt vol tot Hij het gevecht volledig gewonnen heeft. Jezus, Die uit de hemel neerkwam, is het Pand. Hij zal Zijn volk met Zich in de hemel opnemen. Zou een engel tussengetreden zijn, dan hadden we nog enige vrees kunnen hebben. Was de middelaar slechts een mens geweest, dan zouden we zeker zeer moeten vrezen en wanhopig zijn. Maar wanneer het gaat om ‘God met ons’ – en God hééft werkelijk de menselijke natuur aangenomen dan mogen we aanbellen aan de hemelpoort en ons verheugen! Er zullen vrolijker en gelukkiger dagen komen. Er is behoud voor de mens! God krijgt de eer. Laten we ons koesteren in de stralen van de Zon der Gerechtigheid Die over ons is opgegaan – een Licht tot verlichting van de heidenen, tot verheerlijking van Zijn volk Israël.
Hebben we tot zover deze zaak vanaf een afstand bewonderd, laten we nu dichterbij komen om ons onderwerp te beschouwen. Waar gaat het om? Wat betekent ‘God met ons’? Ik ga er niet van uit dat ik vanmorgen de volledige betekenis van deze korte tekst, ‘God met ons’, met u kan delen. Werkelijk, het schijnt me toe dat deze de complete geschiedenis van de verlossing bevat! Over deze tekst zou honderdmaal gepreekt kunnen worden. Ja, men zou eeuwig uit kunnen weiden over de veelzijdige betekenis ervan! Nu kan ik slechts wat lijnen aangeven die u rustig verder kunt onderzoeken onder de leiding van de Heilige Geest. Dit heerlijke woord, Immanuël, betekent in de eerste plaats dat God in Christus in een zeer nauwe vereniging aan ons verbonden is.
Het Grieks wat hier gebruikt is, heeft een dwingende betekenis en drukt de sterkste vorm uit van ‘met’. Het betekent niet alleen maar ‘in gezelschap van’ zoals een ander Grieks woord aan zou geven. Het woordje ‘met’ betekent hier ‘samen met’ en ‘deel uitmaken van’. Dit voorzetsel wijst op een nauwe vereniging. God is op een bijzondere en nauwe manier ‘met ons’. Denkt u er eens een moment over na. U zult zien dat God ons metterdaad genaderd is in een bijzondere verbondenheid. Hij moet dit wel hebben gedaan, want Hij heeft onze natuur aangenomen. Niet alleen letterlijk onze natuur: vlees, bloed, bot en alles wat een lichaam vormt. Maar ook geest, hart, ziel, herinnering, verbeeldingskracht, het vermogen om te oordelen. Kortom, alles wat iemand tot een redelijk mens maakt.
Christus Jezus was de Zoon des mensen, de tweede Adam, Degene Die de mens vertegenwoordigde. Denk niet aan Hem als een vergoddelijkte man en durf Hem net zo min te beschouwen als een vermenselijkte God of een halfgod.
Vermeng de naturen niet, noch deel de Persoon. Hij is slechts één Persoon en tegelijk echt Mens en echt God. Denk na over deze waarheid en zeg bij uzelf: ‘Degene Die op de troon zit is net als ik, de zonde slechts uitgezonderd.’ Nee, dit is onuitsprekelijk! Dit is meer dan ik kan bevatten en ik wil geen ondoordachte dingen zeggen. Beschouw deze waarheid van alle kanten en zeg me of deze niet zoeter is dan honing.
God was één met ons in onze natuur en zo is Hij met ons in de pelgrimstocht die ons leven is. U zult nauwelijks een halteplaats vinden in uw levensloop waar Jezus niet óók stilhield. U kunt niet zo’n vermoeiende afstand hebben afgelegd, of Hij heeft die ook gevolgd. Vanaf het begin van het leven tot en met het moment dat u door de poort gaat die uw leven afsluit, kunt u de voetstappen van Jezus volgen. Lag u in een wieg? Hij was daar. Had u als kind te maken met ouderlijk gezag? Christus was een jongetje in het huis in Nazareth. Hebt u te maken met strijd? Uw Heer en Meester kende die ook. En hoewel Hij niet oud werd, droeg Zijn gelaat de sporen van het voortdurend strijden en lijden en was het getekend als van een oude man. Bent u alleen? Hij was alleen, in de wildernis, op de berghellingen en in de naargeestige tuin. Mengt u zich in allerlei gezelschappen? Hij deed Zijn werk in grote menigten. Waar kunt u heengaan? Op de top van een heuvel of in een vallei, op het land of op zee, in het licht of in het duister? Ja, waar kunt u heengaan en zult u niet ontdekken dat Jezus er was voordat u er kwam?
Twee gelovigen kunnen in niets op elkaar lijken, maar zij zullen toch bemerken dat er in het leven van Christus punten van overeenkomst met het hunne zijn. De één kan rijk zijn, de ander arm. De één leidt een actief, werkzaam leven, de ander kent een leven van geduldig lijden en toch zal iedereen kunnen zeggen dat de weg die Jezus aflegde, met zijn eigen pad samenliep. Hij was op alle punten gelijk aan Zijn broeders. Niet maar hier en daar en af en toe, maar voor eeuwig! Hij is vooral ‘God met ons’ in ons verdriet. Geen enkele plotselinge pijn kan ons hart verscheuren, ik kan wel zeggen dat niets ons leven kan verstoren, of Christus is daarin bij ons geweest.
Lijdt u onder armoede? Hij had ‘niets waarop Hij het hoofd kon neerleggen’ (Matth. 8:20). Moet u verliezen dragen? Jezus weende bij het graf van Lazarus. Bent u ‘vervolgd om de gerechtigheid’ (Matth. 5:10) en heeft dat uw geestkracht verlamd? Hij zei: ‘De versmaadheid heeft Mijn hart gebroken’ (Ps. 69:21). Bent u verraden? Houd in gedachten dat ook Hij een vriend had die Hem verkocht voor een slavenprijs. Welke stormachtige zeeën hebt u moeten trotseren, die niet ook rond Zijn boot raasden? Nooit zal een diep dal van tegenspoed zo donker, zo diep, zo schijnbaar ontoegankelijk zijn, of u zult er de voetstappen van de Gekruisigde ontdekken wanneer u zich buigt. Bent u in de vlammen, in het water, in de koude van de nacht of onder de brandende zon? Hij roept u toe: ‘Ik ben met u. Weest niet ontzet, want Ik ben niet alleen uw Metgezel maar ook uw God.’
Het is een onbegrijpelijke waarheid! Wanneer u en ik het einde van ons leven naderen, zullen we ontdekken dat Immanuël daar was. Hij heeft de doodsangst doorleefd. Hij verdroeg het bloedige zweet dat door Zijn kwellingen uit Hem werd geperst. Hij moest de verschroeiende dorst dulden die de koorts met zich meebracht. Hij doorleefde de scheiding van Zijn gemartelde geest van het arme, zwakke vlees. Hij riep het uit, zoals ook wij dat zullen doen: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest’ (Luk. 23:46). Ja, Hij was in het graf, waar Hij rustte en waaruit Hij opstond en waar Hij een zoete geur achterliet. Zo werd het graf een rustplaats en niet een plek van verderf. Dit nieuwe graf in de tuin maakt dat Hij ‘God met ons’ is. En in de opstanding zal Hij ons roepen om op te staan van onze aardse rustplaats om Hem in een nieuw leven te zien als ‘God met ons’.
We zullen worden opgewekt naar Zijn beeld en het eerste wat we zullen zien, wanneer we onze ogen openen, zal de vleesgeworden God zijn. ‘Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen’ (Job 19:25-26). Met onze lichamelijke ogen zullen we Hem zien als de Mens, als God. En tot in eeuwigheid zal Hij in de meest intieme relatie tot ons staan. Zolang de tijd er is, zal Hij ‘God met ons’ zijn. Heeft Hij het niet gezegd: ‘Want Ik leef, en gij zult leven’ (Joh. 14:19)? Net zoals Hij naar Zijn mensheid en naar Zijn Godheid voor eeuwig zal leven, zullen wij voor altijd leven. Hij zal bij ons zijn en ons naar fonteinen van levend water leiden en wij zullen voor eeuwig bij onze Heere zijn. Welnu, mijn broeders en zusters, wanneer u zich nogmaals over deze gedachten buigt, zult u daarin goede voeding vinden. Meer nog, het zal een feestmaal zijn. God is, in Christus, ons zo nabij als mogelijk is.
‘God met ons’. Dat betekent ook dat God in Christus ons volkomen met Zich heeft verzoend. Er was een tijd dat we gescheiden waren van God. We waren zonder God, vervreemd van Hem door onze goddeloze werken. En God was ver van ons omdat Zijn rechtvaardigheid geen gemeenschap met de ongerechtigheid kan hebben. Zijn zuiverheid kan de zonde niet zien. Het kwaad kan niet bij Hem zijn. De strenge rechtvaardigheid waarmee Hij de wereld regeert, vereist dat Hij Zijn gezicht verbergt voor een zondig geslacht. Een god die met welgevallen naar schuldige mensen kijkt, is niet de God van de Bijbel. In vele teksten wordt gezegd dat die God brandt van toorn tegen de goddelozen. ‘De goddeloze, en hem, die geweld liefheeft, haat Zijn ziel’ (Ps. 11:5).
Maar nu is de zonde, die scheiding bracht tussen ons en God, weggedaan door het gezegende offer van Christus aan het kruis. Wanneer er geen gerechtigheid is, is er een afgrond tussen de ongerechtige man en de rechtvaardige God. Maar nu! Er is gerechtigheid, want Jezus heeft de eeuwige gerechtigheid aangebracht! Dus nu is God met ons. In Jezus is Hij verzoend met ons. De zonde waarover Hij toornde, is voor altijd weggedaan van Zijn volk. Nu is Jehova niet meer God tegen ons, maar ‘God met ons’. Hij ‘heeft ons met Zichzelf verzoend door Jezus Christus (2 Kor. 5:18).
De tekst ‘God met ons’ heeft nog een derde betekenis. God treedt, in Christus, met ons in een gezegende verbintenis. Hij is ons zó nabij gekomen dat Hij ons betrekt in een geheiligd gesprek. Nu spreekt Hij niet alleen tot ons, maar ook in ons. Hij ‘heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon’ (Hebr. 1:1). En Hij spreekt door de Heilige Geest met de stille stem die waarschuwt, troost, beveelt en leidt. Bent u zich hier niet van bewust? Hebt u, nu uw ziel Christus heeft leren kennen, niet de gemeenschap met de Allerhoogste beoefend? U wandelt met God zoals Henoch. En net als Abraham spreekt u met Hem zoals een man met zijn vriend spreekt. Wat zijn uw gebeden en lofprijzingen anders dan spreken met de Allerhoogste? En Hij antwoordt u wanneer Zijn Geest de belofte verzegelt of wanneer Hij u door Zijn onderwijs meer zicht geeft op Hem of wanneer Hij u meer vertrouwen geeft dat Zijn beloften vervuld worden. O ja, God is nu met ons. Wanneer Hij wenend smeekt ‘Zoek Mijn aangezicht’, dan antwoordt ons hart Hem: ‘Uw aangezicht zal ik zoeken, Heere.’ De bijeenkomsten op zondag betekenen voor velen van ons toch ‘God met ons’? Wat zegt de Avondmaalstafel ons anders dan ‘God met ons’? O, hoe vaak hebben we niet Zijn aanwezigheid ervaren als het brood gebroken en de wijn vergoten werd als een herdenking van Zijn verzoenend sterven. Dit gebeurde niet op bijgelovige, maar op geestelijke wijze. Onze Heere Jezus was dan ‘God met ons’. Ja, in heilige gehoorzaamheid, wanneer we Hem aanbidden, vinden we een deur geopend naar de hemel. Door deze toegang mogen we op ‘een verse en levende weg’ tot de troon der genade toegaan. Dit is toch een vreugde waartegen geen enkele aardse rijkdom opweegt? En de Heere is niet alleen in Zijn spreken met ons, maar ook met Zijn machtige daden!
Is het niet onze strijdkreet: ‘De HEERE der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek’ (Ps. 46:8)? Kijken we naar ons eigen vlees, dan is God met ons om ons verderf en onze zwakheden te overwinnen. Zien we op de tegenstanders van de waarheid die in God is, dan is God met Zijn Kerk. Christus heeft beloofd: ‘En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld’ (Matth. 28:20). We hebben niet alleen Gods Woord en Zijn beloften, maar we hebben ook gezien hoe Hij ons genadig wil zijn. Genadig in Zijn voorzienigheid en in de werken van Zijn gezegende Geest. ‘De HEERE heeft Zijn heilige arm ontbloot voor de ogen aller heidenen’ (Jes. 52:10).
‘God met ons’. O mijn broeders en zusters, ons hart springt op van vreugde! Het maakt ons onverschrokken. Hoe kunnen we bang zijn wanneer de Heere der Heirscharen aan onze zijde is? God is niet alleen met ons door Zijn machtige daden, maar ook door de inblazing van Zijn eigen leven in onze natuur. Eerst worden we opnieuw geboren en daarna onderhoudt Hij ons geestelijk leven. Dit is nog veel wonderlijker! De Heilige Geest zaait in onze ziel het geestelijke zaad wat in ons leeft en voor altijd in ons blijft. Van dag tot dag versterkt Hij ons zielenleven door Zijn Geest. En dit is nog niet alles. Een hoogtepunt van genade is dat onze Heere door Zijn Geest woning maakt in Zijn kinderen.
God is in ons niet mens geworden zoals in Jezus Christus, maar met verwondering mogen we ervaren dat de Heilige Geest in de gelovigen woont. Werkelijk, God is met ons, want Hij woont in ons! De apostel zegt: ‘Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en de Geest Gods in ulieden woont?’ (1 Kor. 3:16). O, wat een hoogten en diepten bevatten deze enkele woorden ‘God met ons’!
Ik ga nu over naar een ander punt. Wanneer Jezus Christus ‘God met ons’ is, laten we dan zonder vragen en zonder aarzelen naar God toegaan! Wie u ook bent, u hebt geen priester of middelaar nodig om u aan God voor te stellen. God heeft Zichzelf aan u voorgesteld. Ben je een kind? Kom dan tot God in het kind Jezus dat in de kribbe in Bethlehem sliep. Oudere, trek u niet terug! Kom zoals Simeon dat deed en neem Hem in uw armen en zeg: ‘Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien’ (Luk. 2:29-30). God stuurt een Bode Die geen vrees inboezemt. Deze hemelse Heraut komt niet beschermd door een helm of een harnas en met een speer in Zijn hand. Nee, het is een Kind Dat de witte vlag draagt. Het is de hand van Eén Die uit de mensen is gekozen. De hand van Eén Die stierf. De hand van Eén Die – hoewel gezeten in glorie – de littekens van de spijkers draagt. O mens, God komt tot u als Eén aan u gelijk! Wees niet bang om tot deze zachtmoedige te komen. Laat de veronderstelling varen dat u zich zou moeten voorbereiden voor een ontmoeting met Hem. U hebt geen tussenkomst van een heilige nodig, of van een priester of een predikant.
Iedereen was welkom bij het Kind in Bethlehem. Ik denk dat de gehoornde ossen het hooi aten waarop Hij sliep en ze waren niet bang. Jezus is de Vriend van allen, hoe zondig en onwaardig we ook zijn. Bent u arm? U hoeft niet bang te zijn om te komen, want Hij is geboren in een stal en sliep in een kribbe! Uw onderkomen ziet er niet slechter uit dan het Zijne. Uw armoede is niet groter dan de Zijne. Kom en verwelkom deze Prins der armen, deze Verlosser van de boeren. Trek u niet terug omdat u denkt dat u niet geschikt bent. De herders kwamen bij Hem, gekleed in hun haveloze kledij. Ik lees niet dat ze er over nadachten of ze hun beste kleren aan moesten trekken. In de kleding waarin ze zich in deze koude nacht gewikkeld hadden, juist zoals ze waren, haastten ze zich naar dit kleine Kind. God kijkt niet naar onze kleding, maar naar ons hart. Hij ontvangt de mens die met een gewillig hart bij Hem komt, of die mens nu rijk is of arm. Kom! Kom, wees welkom, want God is werkelijk ‘God met ons’.
Maar o, stel het niet uit! Toen ik over dit onderwerp nadacht, scheen het me toe dat het een onvergeeflijk verraad betekent wanneer iemand weigert en zegt ‘Ik zal niet tot God komen’, terwijl God op deze manier naar de mens toe is gekomen! Misschien kende u Gods liefde niet toen u zondigde. Misschien vervolgde u Zijn heiligen onwetend in ongeloof. Maar God biedt u de olijftak van de vrede aan. Hij strekt die op een wonderlijke wijze naar u uit. Hij is geboren uit een vrouw zoals u geboren bent uit een vrouw, om u van uw zonden te verlossen.
Wilt u niet luisteren wanneer Hij door Zijn Zoon tot u spreekt? Ik kan het begrijpen als u Zijn Woorden niet meer wilt horen als Hij luid en langdurig, door het harde geluid van de trompet, vanuit de vlammende rotsen van de Sinaï spreekt. Ik verbaas me er niet over als u bang bent om dichterbij te komen wanneer de aarde beeft en beweegt voor Zijn vreselijke aanwezigheid. Maar nu beheerst Hij Zichzelf en bedekt de heerlijkheid van Zijn aangezicht en komt als een teer Kind, de zoon van een timmerman. O, wilt u Hem werkelijk de rug toekeren als Hij op die manier komt? Kunt u Hem verwerpen? Is er een betere Ambassadeur die u zich kunt wensen? Deze Vredevorst is zo teder, zo mild, zo vriendelijk, zo ontroerend aan ons voorgesteld. U kunt Hem toch niet weerstaan? Nee, keer u niet af. Sluit uw ogen niet voor Zijn genade, maar zeg: ‘Wanneer God met ons is, zullen wij met Hem zijn.’ Zeg het, zondaar! Zeg: ‘Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd’ (Luk. 15:18).
En wat u betreft, u die alle hoop opgegeven hebt. U die u zich zo vernederd voelt en zo diep gevallen, dat er geen toekomst voor u kan zijn: er is hoop voor u. Want u bent een mens en het schepsel dat God het meest naaste is, is een mens! God is ook Mens, en iets daarin zou u moeten laten zeggen: ‘Ja, misschien mag ik in de Zoon des mensen, die ook de Zoon van God is, een Broeder ontdekken. Ja, zelfs ik kan nog onder de prinsen gesteld worden, de prinsen die tot Zijn volk behoren. Dit is mogelijk door de herschepping die mij in relatie brengt tot de Mensheid van Christus en dus in verbinding met de Godheid.’ Mens, verwerp uzelf niet! Er is hoop voor u. U hoeft geen voedsel te zijn voor de worm die niet sterft. U hoeft geen brandstof te zijn voor het vuur dat niet uitgeblust kan worden. Wend u tot God met een vastbesloten hart en u zult ontdekken dat er een grote toekomst voor u is weggelegd.
En nu, mijn broeders en zusters, mijn laatste woord voor u is dit: laten wij met God zijn, omdat God met ons is. Als lijfspreuk voor het komende jaar geef ik u dit mee: ‘Immanuël, God met ons.’ U bent heilig, verlost door het bloed. U hebt hier in de meest brede betekenis recht op. Drink het in en wees moedig! Zeg niet: ‘We kunnen niets doen.’ Wie bent u dat u niets zou kunnen doen? God is met u! Zeg niet: ‘De Kerk is zwak en verkeert in een boze tijd’ – nee, ‘God is met ons’. We moeten zo moedig zijn als de soldaten die in vroeger eeuwen moeilijkheden zagen als slijpstenen waarop ze hun zwaard scherp konden maken!
Ik hoor graag wat Alexander opmerkte toen men tegen hem zei dat er zo veel duizenden, misschien zoveel miljoenen Perzen waren. ‘Heel goed’, zei hij, ‘het is makkelijk om het koren te oogsten waar het dicht gegroeid is. Een slager is niet bang voor duizend schapen.’ Zo houd ik ook van de opmerking van de oude Gascogner die, toen hem gevraagd werd of zijn troepen een fort zouden kunnen innemen, antwoordde: ‘Kan de zon er binnenkomen?’ ‘Ja’, luidde het antwoord. ‘Wel, wij kunnen binnengaan waar de zon binnenkomt.’ Christenen kunnen op Gods bevel alles wat mogelijk of onmogelijk is doen, want God is met ons. Ziet u niet dat het ‘God met ons’ alle onmogelijkheden uit de weg ruimt? Harde harten kunnen worden gebroken wanneer God met ons is! Vergissingen die nooit konden worden rechtgezet, kunnen worden hersteld door ‘God met ons’. Dingen die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God. John Wesley stierf met deze woorden op zijn lippen. Laten wij leven met deze woorden in ons hart: ‘Het beste van alles is: God met ons’. Gezegende Zoon van God, we danken U dat U ons deze woorden hebt gebracht.
Amen.