Veel mensen geloven in het bestaan van een God, maar zij houden niet van dat geloof. Maar voor de Christen is de gedachte dat er een God is, de zonneschijn van zijn bestaan. Zijn verstand buigt voor de Allerhoogste; zoals de engel die zich neerbuigt omdat hij ervan houdt zijn Maker te aanbidden. Zijn verstand houdt net zo veel van God als zijn verbeelding. “O!” zegt hij, “mijn God, ik prijs U omdat U er bent, want U bent mijn hoogste schat, mijn rijkste en mijn zeldzaamste verrukking. Ik heb U lief met heel mijn verstand; ik heb geen gedachte, geen oordeel, geen overtuiging, geen verstand, dat ik niet aan Uw voeten leg en aan Uw eer wijd.”