En hij zegende Jozef, en zeide: De God, voor Wiens aangezicht mijn vaders, Abraham en Izak, gewandeld hebben, die God, Die mij gevoed heeft, van dat ik was, tot op deze dag. Genesis 48:15
Gods hoeden is volmaakt geweest. In onze vertaling staat terecht dat de Heere Jakob zijn leven lang gevoed heeft. Laat de betekenis daarvan eens tot u doordringen, dan zult u, die dagelijks moet worstelen voor onderhoud, daar veel troost uit putten. Jakob had een groot gezin en toch werd dat hele gezin gevoed. Sommigen van u zeggen misschien: ‘Het is nogal gemakkelijk om over voorzienigheid te praten als u maar voor een paar mensen hoeft te zorgen.’ Ik antwoord dat het zelfs nog beter is om over voorzienigheid te spreken als er sprake is van een groot gezin dat verzorgd moet worden. Bedenk dat Jakob dertien kinderen had en toch voorzag God hen van brood om te eten en kleren om aan te trekken. Niemand van dat grote gezelschap hoefde van honger om te komen. U denkt misschien dat Jakob een rijk man was. In het begin van zijn leven was dat zeker niet het geval. Hij was slechts een arbeider, een schaapherder. Toen hij het huis van zijn vader verliet, had hij geen knechten met kamelen en tenten. Ik denk dat hij zijn weinige bezittingen in een doek gebonden had, en toen hij ‘s avonds ging slapen met een steen onder zijn hoofd als kussen, het struikgewas als bedgordijnen, de hemel boven zich als koepel en de aarde als zijn bed, hoefde hij niet bang te zijn dat hij bestolen zou worden. Wat hij dan ook later van zijn vader Izak ontvangen mag hebben, hij moest aanvankelijk voor zijn eigen kost zorgen. Maar noch aan het begin, noch aan het eind van zijn leven had hij gebrek, want hij kon over de grote Elohim spreken als ‘de God Die mij gevoed heeft van het begin tot op deze dag.’ Honderden van ons kunnen hetzelfde zeggen.