Zij zullen niet hongeren, noch dorsten, en de hitte en de zon zal hen niet steken; want hun Ontfermer zal ze leiden, en Hij zal hen aan de springaders der wateren zachtjes leiden. Jesaja 49:10
Ik denk niet dat, toen God de olie en het meel van de arme vrouw te Sarepta vermenigvuldigde, zij ook maar een moment meer bezat dan wat genoeg was voor één maaltijd: iedere dag dat Elisa bij haar woonde, moest ze het vat tot op de bodem leegschrapen, want ze bezat slechts voldoende meel en voldoende olie voor één maaltijd. Ons wordt niet verteld dat het vat en de kruik tot de rand gevuld waren; maar we lezen: ‘Het meel van de kruik zal niet verteerd worden en de olie van de fles zal niet ontbreken’ (1 Kon. 17:14). Misschien bereikt u vaak het einde van uw voorzieningen, maar u kunt nooit Gods voorzienigheid uitputten. Het meel kan u slechts mondjesmaat gegeven worden en de olie kan slechts druppelsgewijs uitgeschonken worden, maar wat doet dat ertoe? Was het manna van de hemel niet slechts een kleine korrel, en viel het niet elke morgen weer opnieuw? Als u slechts aardse voorzieningen hebt voor de behoefte van elke dag, is dat niet voldoende? Als u zoveel meel krijgt als nodig is en voldoende voor uw volgende maaltijd, is dat dan niet goed? Is het brood van de hemel niet veel beter omdat het iedere dag vers is? Het manna was niet houdbaar, want na een dag kropen de wormen eruit; wie zou zulk onsmakelijk voedsel nu willen? Als het uit Gods hand naar de mond van het geloof gaat, is er niets beters dan van de hand in de tand te leven. Dagelijks brood zet ons aan tot dagelijkse dankbaarheid en Gods voorzieningen van uur tot uur zijn Zijn menigvuldige liefdeblijken. Het zijn zekerder tekenen dat Hij ons gedenkt, dan dat we al Zijn ontfermingen in één keer zouden ontvangen.