In tijden van moeilijkheden is het het gemakkelijkste om maar bekommerd te blijven; wij zijn van nature geneigd om snel op te geven en met de stroom mee te drijven, alsof we voelen dat het geen zin heeft om de wapens op te nemen tegen zo’n zee van moeilijkheden, maar dat het beter is om passief te blijven liggen en te zeggen: Als men geruïneerd moet worden, laat het dan maar gebeuren. Het is gemakkelijk genoeg, speciaal voor kwade, rebellerende geesten, om in een staat van wanhopige lediggang te blijven. Zij zijn gewillig genoeg om verdere misstappen te begaan in hun pogingen om God, tegen wiens voorzienigheid zij zich verzetten, des te meer aan te klagen. Onze Heere wil niet dat wij zo opstandig zijn. Hij gebiedt ons om moed te vatten en goedsmoeds te zijn onder de meest slechte omstandigheden en dit is de wijsheid van Zijn advies, namelijk dat een verontrust gemoed ons niet helpt bij onze problemen en ons er ook niet uit redt.
Nog nooit hebben klaagzangen in tijden van droogte regenbuien teweeg gebracht of ook twijfels, angsten en verontrusting een dooiperiode in tijden van vorst. We hebben nog nooit gehoord van iemand wiens zaken achteruit gingen en die het toch klaarspeelde om het aantal klanten te vergroten door ongeloof in God. Ik herinner me niet ooit gelezen te hebben over iemand wiens vrouw of kind ziek was en die een wonderlijke geneeskracht ontdekte in het zich opstandig tonen tegenover de Allerhoogste. De nacht is donker, maar de duisternis van het hart zal voor u geen kaars aansteken.
De storm is vreselijk, maar die is niet te bedwingen door de troostvuren uit te doven en de deuren te openen om de huilende wind binnen te laten in de kamers van uw hart. Er kan geen goed komen uit een hart vol problemen, dat zich gemelijk, kribbig en ongelovig opstelt. Deze leeuw bergt geen honing in zich. Als het u zou helpen, zou u met reden bij de pakken kunnen neerzitten en huilen totdat de tranen uw verdriet hadden weggewassen. Als het werkelijk een praktisch voordeel zou hebben om achterdochtig te zijn ten opzichte van God en wantrouwig ten opzichte van de Voorzienigheid, waarom zou u dan een schaduw van excuus moeten hebben? Maar aangezien dit is als een mijn waaruit niemand ooit enig zilver heeft gedolven, of als een een vissersplaats waar geen duiker ooit een parel naar boven heeft gebracht, verloochen dan datgene wat u niet ten nutte is; want als het geen goed kan doen, is het duidelijk dat het wel veel onheil kan aanrichten.
Een twijfelende, gemelijke geest neemt de vreugden die we hebben van ons weg. U hebt niet alles wat u zich wenst, maar u hebt wel meer dan u verdient. De omstandigheden waaronder u leeft zijn niet wat ze behoren te zijn, maar ze zijn niet zo slecht als die waaronder sommige anderen leven. Uw ongeloof maakt dat u vergeet dat u nog steeds gezond bent, ook al onderdrukt de armoede u; of wanneer en gezondheid en overvloed u hebben verlaten, u toch een kind van God bent, en dat uw naam niet weggewist is uit de boekrol waarin de uitverkorenen staan opgeschreven.
Er zijn bloemen die in de winter bloeien, als wij maar de genade bezitten om ze te zien. Nog nooit is de nacht van de ziel zo donker geweest of er kon niet een glimpje hoop ontdekt worden. Nooit was een geestelijke storm zo hevig of er was niet een haven waarin de ziel zich kon bergen, als hij maar genoeg vertrouwen in God had om er naar toe te rennen. Blijf ervan overtuigd dat hoewel u erg laag bent gevallen, u nog lager had kunnen vallen als er niet onder u die eeuwige armen waren geweest. Een twijfelende, wantrouwige geest zal de bloesems die er op uw tak groeien doen verwelken, ongeloof zal de andere helft doen bevriezen door z’n moedeloosheid. U bereikt niets goeds, maar u zult een onberekenbare hoeveelheid onheil krijgen ten gevolge van uw hart dat vol moeilijkheden is.
Dat is als een wortel die geen vrucht draagt, maar wel alsem. Een hart gevuld met moeilijkheden zorgt ervoor dat datgene wat slecht is, nog slechter wordt. Het vergroot, verergert, vervormt en geeft verkeerde voorstellingen van dingen. Als er maar een simpele vijand in uw buurt is, zorgt dat hart ervoor dat deze uitgroeit tot een reus. In hun ogen waren we nietiger dan sprinkhanen, zeiden de slechte verspieders, ja, zelfs in onze eigen ogen werden we tot sprinkhanen toen we hen zagen. Maar dat was niet zo. Ongetwijfeld waren die mensen erg groot, maar ze waren niet zo groot dat een gewoon mens met een gewone lichaamslengte ineens leek op een sprinkhaan.
Als ze ook maar de gewone hoeveelheid moed hadden bezeten, zouden ze mannen geweest zijn, maar omdat ze laf waren, veranderden ze in sprinkhanen. Trouwens, wat betekent de extra grootte voor een mens. Is niet de dapperste mens de grootste? Als hij kleiner van postuur is, maar snel en moedig, heeft hij de beste kansen. Kleine David maakte korte metten met reus Goliath. Zo is het nu eenmaal; ongeloof zorgt er voor dat onze problemen een gigantische omvang aannemen, en daarna zorgt het ervoor dat wij veronderstellen dat niemand ooit zulke grote problemen heeft gehad, waarop wij dan egoïstisch klagen: Ik ben de man die beproeving heeft gezien. Wij menen dat we zitting hebben in de Eerste Kamer van de ellende, of wel dat we heersers zijn over het koninkrijk van het verdriet.
Maar zo is het niet. Waarom niet? Wat scheelt eraan? De hoofdpijn is onverdragelijk! Wel, dat is vervelend genoeg, maar wat zou u er van zeggen als u zeven van zulke pijnen in een keer had, met daarbij nog koude en naaktheid? De pijnen van reumatiek zijn verschrikkelijk, dat kan ik u wel verzekeren. Maar wat dan? Er zijn mensen die hun hele leven hebben moeten leven met zulke martelende pijnen, zoals Baxter, die al zijn botten kon tellen, omdat elke bot apart van zich liet horen door plotselinge pijnscheuten. Wat is onze klacht in vergelijking met de ziekten van Calvijn, de man die bij het krieken van elke ochtend preekte voor de studenten in de cathedraal, die doorwerkte tot diep in de nacht en die constant gebukt ging onder een grote hoeveelheid ziekten van gecompliceerde aard? Bent u arm? Jazeker, maar u hebt uw eigen kamer, al is die maar klein, en er zijn honderd anderen in het armenhuis die er ook troost zoeken. Het is waar dat u hard moet werken, zeker, maar denk eens aan de Hugenoten die als galeislaven werkten vroeger, die wegens hun liefde voor Christus aan hun oren vastgeketend waren en nauwelijks rust kregen, niet overdag en niet ’s nachts.
Denk eens aan het lijden van de martelaars van Smithfield of aan de heiligen die wegteerden in hun gevangenissen. Maar boven alles, richt uw oog op de grote Apostel en Hogepriester en kijk naar Hem, die de straf van de zondaren op zich heeft geladen en overdenk dat Zijn weg veel ruwer en donkerder was dan de onze. Hoe zouden wij klagen, als Jezus zo heeft geleden? Dit is de manier waarop het ongeloof ons in de meest sombere kleuren tekent dat onze weg ongewoon ruw is en welhaast onbegaanbaar, dat de storm zo’n tornado is als nog nooit tevoren heeft gewoed, dat onze naam zal staan in het register van de schipbreuk en dat het onmogelijk is voor ons om ooit de veilige haven te bereiken.
Wees echter goedsmoeds, soldaat, de strijd zal spoedig ten einde zijn. Alles zal zich gereed maken voor de gevechten van vandaag: de met bloed bevlekte vaandel, die boven alles uit te zien zal zijn; de triomfkreet, die van duizenden lippen te horen zal zijn; de grote vergadering van de helden, die allen meer zijn dan overwinnaars; het zien van de Koning in Zijn volle glorie, die rijdt op de wagen van Zijn triomf over wegen die geplaveid zijn met de liefde van de dochters van Jeruzalem; de toejuichingen van de verhoogde zielen en de juichstemmen van de serafijnen en cherubijnen. Zo zullen zij die met hun Meester hebben overwonnen in het gevecht, voor altijd en eeuwig gekleed gaan in de klederen van het licht.