En dit is Zijn gebod: dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus. (1 Johannes 3:23)
Lees verder Handelingen 16:16—34.
Als we onze ziel hartelijk aan Christus toevertrouwen, zijn onze zonden door Zijn bloed vergeven, dan wordt Zijn gerechtigheid ons toegerekend. Alleen de kennis van die dingen zal ons echter niet verlossen, tenzij we onze ziel echt en werkelijk in de handen van de Verlosser laten rusten. Het geloof moet zo handelen, “Ik geloof dat Jezus kwam om zondaren te verlossen, en daarom, omdat ik een zondaar ben, rust ik op Hem. Ik weet dat Zijn gerechtigheid de goddelozen rechtvaardigt, daarom, omdat ik goddeloos ben, vertrouw ik dat Hij mijn gerechtigheid is. Ik weet dat Zijn kostbare bloed voor God in de hemel overwint namens hen die tot Hem komen en omdat ik tot Hem kom, weet ik door het geloof dat ik mag delen in Zijn eeuwige voorspraak.” Nu heb ik de gedachte van het geloven in Gods Zoon, Jezus Christus, uitgebreid. Geloven is het duidelijkst uitgelegd door het eenvoudig woordje vertrouwen. Geloven is deels de verstandelijke werking van het ontvangen van Gods waarheden, maar de essentie ligt in het vertrouwen op deze waarheden. Ik geloof dat, hoewel ik niet kan zwemmen, dat vriendelijke stuk hout mij zal ondersteunen in de vloed, ik grijp het en ik ben gered. Dat grijpen is geloof. Een gulle vriend belooft mij dat hij in al mijn behoeften wil voorzien als ik het aan zijn bankier vraag. Vreugdevol vertrouw ik hem, en zo vaak het nodig is ga ik naar de bank en ik wordt verrijkt. Het gaan naar de bank is geloof. Geloof is het erkennen van Gods grote beloften waarvan de vervulling in Zijn Zoon ligt. Het is God vertrouwen op Zijn Woord en vertrouwen dat Jezus mijn verlossing is, ook al ben ik dat volkomen onwaardig. Zondaar, als je Christus vandaag als je Verlosser erkent, dan ben je gerechtvaardigd
Ter overdenking
Abraham is ons voorbeeld van reddend geloof (Romeinen 4:11–12). In zijn hoofd was hij ervan overtuigd dat God kon doen wat Hij beloofd had (Romeinen 4:21), in zijn hart vertrouwde hij God (Romeinen 4:20), God nam zijn vertrouwen aan en rechtvaardigde hem (Romeinen 4:22). Zo moeten we vertrouwen op de dood en opstanding van de Heere Jezus Christus (Romeinen 4:23–25). Betekent geloven voor jou hetzelfde?
Preek 531, 20 september 1863