Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd. Hij heeft Israël, Zijn knecht, opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid, (gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham en zijn zaad) in der eeuwigheid. Lukas 1 :25, 54 en 55
Gods soevereiniteit. Luister. U weet dat God het met kracht zegt: ‘Maar Ik zal genadig zijn wien Ik zal genadig zijn en Ik zal Mij ontfermen wiens Ik Mij ontfermen zal.’ Gods wil gaat boven alles. Wat de wil van de mens ook moge zijn, God zal niet van de troon worden verdreven, en Zijn scepter zal niet trillen in Zijn hand. Na alle daden van oproer door mensen en duivels zal Hij nog eeuwig en oppermachtig zijn in Zijn Koninkrijk dat over alles gaat. En daarom zingt de maagd: ‘Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd. Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld, en rijken heeft Hij ledig weggezonden.’ Wie kan de wonderen van Zijn soevereine genade uitspreken? Was het niet onverklaarbaar dat Hij u verkoor? God geeft geen rekenschap van Zijn daden. Hij laat ons echter wel heel duidelijk zien dat Hij geen respect heeft voor de grootheid en de zogenaamde goedheid van de mens. Hij doet wat Hem behaagt, en het behaagt Hem Zijn genade te schenken aan degenen die Hem vrezen en zich voor Hem buigen. Hij geeft Zijn gunsten aan hen die voor Zijn aangezicht beven, die Hem nederig te voet vallen en Zijn genade als een vrije gift aannemen. Het zijn zij die op Zijn lieve Zoon vertrouwen omdat ze niets anders hebben om op te vertrouwen, en die als arme, schuldige wormen in Christus hun leven vinden, hun wijsheid, hun gerechtigheid, hun alles. De tiende snaar is Gods trouw: ‘Hij heeft Israël, Zijn knecht, opgenomen, opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid, (gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham en zijn zaad) in der eeuwigheid.’ Neem deze vier woorden maar: ‘gelijk Hij gesproken heeft.’Wat Hij ooit heeft gezegd, al is dat duizenden jaren geleden – het staat vast voor eeuwig en altoos. God kan niet liegen. Als nu iemand van u niet een van deze snaren heeft kunnen aanraken, ga dan op de knieën, roep tot God en zeg: Waarom kan ik U niet groot maken, o Heere? Het zou me niet verrassen als u dan tot de ontdekking komt dat u zelf zo groot bent. Wie zichzelf verheerlijkt, maakt God nooit groot. Denk maar klein van uzelf en groot van God. Naar beneden met u, de diepste diepten in, en omhoog, hoger en nog hoger met uw gedachten aan God.