Zonlicht is nooit aangenamer dan na een lange wake in de middernachtelijke duisternis; Christus’ tegenwoordigheid is nooit zo vertroostend dan na een tijd van wenen, omdat Hij van ons geweken was. Het is een droevige zaak dat wij onze barmhartigheden moeten verliezen om ons te leren er dankbaar voor te zijn; laten wij treuren over deze bedorvenheid van onze natuur; en laten wij ernaar streven onze dankbaarheid voor barmhartigheden tot uitdrukking te brengen, zodat wij niet hoeven te treuren omdat we ze moeten missen. Als je Christus als een voortdurende gast wenst, geef Hem dan alle sleutels van je hart; laat geen enkele kast voor Hem gesloten zijn; geef Hem het bereik van elke kamer, en de sleutel van elke kamer; zo zul je Hem dwingen om te blijven.