Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Morgen”
En Izak ging bij de put Lachai-Roï wonen. Genesis 25 vers 11
Op deze plek was Hagar tijdens haar vlucht opgezocht door God. Uit deze put had Ismaël gedronken van het water dat de levende God zo genadig aan zijn moeder had laten zien. Maar deze gebeurtenis was niets meer dan een eenmalige ontmoeting tussen Hagar en God. Net zoals wereldse mensen in tijden van nood, als het hen uit komt, wel vaker een bezoek aan God brengen. Zij roepen in tijden van nood tot Hem, maar in voorspoed verlaten zij Hem. Maar Izak woonde daar; hij putte al zijn hulp uit de bron van de levende God. De gewone toestand van het leven van een mens, de woonplaats van zijn ziel, is de echte test van zijn verstand. Misschien had de Goddelijke ontmoeting, die Hagar meegemaakt had, Izak getroffen, en had hij daarom eerbied voor deze plaats. De betekenis van de naam maakte de put dierbaar voor hem (het betekent: U, o God, ziet mij / ziet naar mij om). De ontmoeting met Rebekka, die hij hier had, gaf hem bovendien het gevoel hier thuis te zijn. Maar vooral omdat hij er gemeenschap met de levende God had ervaren, had hij deze plek tot zijn woonplaats gekozen. Laten wij leren om in de tegenwoordigheid van de levende God te leven; laten wij de Heilige Geest vragen of wij elke dag mogen ervaren: ‘U, o God, ziet mij!’ Moge de Heere als een bron voor ons zijn, vol heerlijkheid en vol troost; een bron die nooit opdroogt, maar springt tot in het eeuwige leven. De fles van een mens barst en loopt leeg, maar de bron van onze Schepper droogt nooit op. Je bent gelukkig als je bij deze bron woont en daardoor altijd een overvloed van hulp tot je beschikking hebt. De Heere is voor anderen een trouwe Helper geweest. En ook ons eigen hart heeft de geweldige gemeenschap met Hem al vaak mogen ervaren. Door Hem heeft onze ziel haar Bruidegom gevonden: de Heere Jezus. Laten wij dan in de meest nauwe gemeenschap met Hem blijven. Verheerlijkte Heere, houd ons vast, zodat wij U nooit verlaten, maar bij de bron van de levende God mogen wonen.