Doch gij hebt Christus alzo niet geleerd; “Indien gij naar hem luisterd hebt en door hem geleerd zijt, gelijk de waarheid in Jezus is. Ef. 4:20, 21
De onderscheiding tussen de Christenen en anderen. “Maar gij.”
Deze onderscheiding moet er zijn, zolang de wereld “de wereld” is.
Het middel tot deze onderscheiding is ons discipelschap: wij hebben Christus geleerd, Hem geleerd op een andere wijze, als aan velen, die belijden Hem te kennen, voldoet.
Wij hebben Christus niet zo geleerd, dat wij zijn naam kunnen belijden en toch ontuchtigheid kunnen bedrijven.
Wij zijn leerlingen geworden en staan onder de voogdij van de Heilige Geest. Hoe wij leren is een vraag, die ons toetst. Sommigen hebben Christus geleerd en zijn toch niet verlost en anderen hebben Hem zo niet geleerd, maar zijn toch zijn ware discipelen.
I. Onze les. “Christus geleerd.”
Dit Christus leren is-Veel meer dan leerstellingen leren, of geboden, of plechtigheden. Veel meer dan van Christus te weten, of van Christus te leren. Zij omvat verscheidene vormen van kennis.
1. Hem te kennen als een persoonlijke Christus.
2. Zijn natuur te kennen en dienovereenkomstig met Hem te handelen.
3. Zijn ambten te kennen en hoe ze te gebruiken.
4. Zijn volbracht werk te kennen voor God en voor ons.
5. Zijn invloed over de mensen te kennen en te toetsen.
6. Door Christus te leren de manier te kennen om te leven zoals Hij geleefd heeft.
II. Hoe wij Christus niet hebben geleerd.
1. Niet zo, dat wij blijven, waar wij te voren waren. Onveranderd en toch vrede hebbende.
2. Niet zo, dat wij vanwege zijn verzoening de zonde verontschuldigen.
3. Niet zo, dat men vanwege de vergeving vrijheid voelt om te zondigen.
4. Niet zo, dat er zelfs in de naam van Christus zonde wordt bedreven.
5. Niet zo, dat wij achten de zonde niet te kunnen overwinnen en machteloos nederzitten onder de heerschappij van een verzoeking, die uit het gestel voortkomt.
6. Niet zo, dat eerbied wordt betuigd voor zijn naam en karakter en tegelijk de waarheid, door Hem geopenbaard, gering wordt geacht.
III. Hoe wij Christus geleerd hebben.
Wij kennen de waarheid en kennen haar in het beste licht.
1. Gelijk zij onmiddellijk onderwezen wordt door Hem zelf en door zijn Geest.
2. Gelijk zij belichaamd is in zijn leven en karakter.
3. Gelijk zij betrekking heeft op Hem en Hem eert.
4. En bijgevolg zoals zij is in Hem. De waarheid is in Jezus, inderdaad en in van de waarheid, want in Hem is alles wezenlijk.
5. En bijgevolg gelijk zij een algehele verandering in ons werkt en ons gelijkvormig maakt aan Hem, in wie de waarheid belichaamd is. Laat ons dan wel acht geven, dat wij niet slechts leren van Jezus, maar dat wij Jezus leren. Het is niet genoeg Hem te horen en door Hem onderwezen te worden; wij verlangen Hem zelf te kennen. Hem kennende, kennen wij de waarheid, want zij is Hem.