En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot de Heere. Lukas 1:46
Maria was hoog bevoorrecht. Geen andere vrouw werd ooit zo gezegend als zij: de moeder te worden van de Zaligmaker naar Zijn menselijke natuur. Het was de hoogst mogelijke eer die een sterfelijk mens te beurt kon vallen, en de Heere wist waar Hij op de bestemde tijd een eenvoudige en nederige vrouw kon vinden aan wie zo’n gift kon worden toevertrouwd, en die niet zou proberen Zijn eer te stelen. Maria is niet trots. Nee, een leugenachtig hart steelt wat van God is en koopt daarvan de gifbeker van de zelfgenoegzaamheid. Hoe meer God aan een oprecht hart geeft, des te meer geeft het Hem terug. Het is als met het scheepje van Petrus, dat dieper in het water kwam te liggen naarmate er meer vis in kwam. Gods ware kinderen worden minder in eigen oog naarmate hun Heere hen eert. Als God Zijn gaven schenkt, met daarbij de genade, verheffen we ons daar niet op. Een nederig en ootmoedig oordeel over onszelf hoort bij een hogere achting voor Hem. Als God u meer geeft, verheerlijk Hém daarvoor alleen maar meer, en niet uzelf. Laat dit uw regel zijn: ‘Hij moet wassen, maar ik minder worden.’ Weest u maar de nederige dienstmaagd des Heeren, en toch vrijmoedig en vertrouwend in het lofprijzen van Hem Die grote dingen voor u heeft gedaan. Laat van nu aan en voor altijd uw leven door dit ene gekenmerkt worden: Mijn ziel maakt groot de Heere. De Lofzang van Maria zou je een tiensnarig instrument kunnen noemen. Ik wil u vragen uw vingers enkele minuten op elke afzonderlijke snaar te zetten, en er dan op te letten of u er geen melodie uit kunt halen tot lof van de grote Koning, een samenklank tot Zijn eer. Misschien kunt u dan wel de Heere groot maken, en u verheugen in God uw Zaligmaker. Kijkt u eens naar het persoonlijke erin, dat telkens terugkomt: ‘Mijn ziel maakt groot de Heere, en mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker.’ Wat zou ik blij zijn als elk kind van God hier God de eer zou geven, en zou zeggen: Ik zal uit een paar snaren muziek halen, misschien wel uit alle.’ Hoor ik u fluisteren: Mijn ziel is zo bezwaard? Hef die dan op door de Heere te prijzen, begin met een psalm, zelfs al moet het in mineur beginnen. De toon zal spoedig veranderen, en uitmonden in een Halleluja-koor!