Zij die niet hard hoeven te werken, denken dat ze van de hemel zullen houden als een plaats van dienstbaarheid. Dat is zeer waar. Maar voor de werkende mens, voor de mens die zwoegt met zijn hersens of met zijn handen, moet het altijd een zoete gedachte zijn dat er een land is waar wij zullen rusten. O, vermoeide zonen en dochters van Adam, jullie zullen stil zijn, jullie zullen rusten, want iedereen is rijk in de hemel, iedereen is er gelukkig, allen hebben er vrede. Moeite, hard werken, zwoegen en arbeid, zijn woorden die in de hemel niet kunnen worden gespeld; zij hebben daar zulke dingen niet, want zij rusten altijd.