„Alle mensen denken, dat alle mensen sterfelijk zijn, behalve zijzelf”, zei een vrome dichter; en alle mensen denken ook, dat alle mensen het Evangelie nodig hebben, maar zijzelf niet. Laat leder van ons goed bedenken, dat het Evangelie voor elk van ons een boodschap heeft. „Goed en wel”, zegt een ander, „ik had het zo druk, ik had zo veel te doen, dat ik onmogelijk aandacht kon schenken aan de belangen van mijn ziel”. Wat zoudt ge zeggen van de man, die zo veel had te doen, dat hij niet uit een brandend huis kon gaan, maar tot as verbrandde? Wat zoudt ge zeggen van de man, die zo veel had te doen, dat hij, toen hij op sterven lag, geen tijd had om de dokter te laten komen? Wel, zult ge zeggen, „dan had hij niet zo veel te doen gehad moeten hebben”. En als ook maar één mens op de wereld een zaak heeft, die maakt, dat zijn eigen ziel door gebrek aan tijd verloren gaat, laat hij dan deze vraag ter harte nemen: „Want wat zou het de mens baten, zo hij de gehele wereld won en aan zijn ziel schade leed?” (Marc. 8:36). Maar het is een leugen — het is een leugen — de mensen hebben tijd gekregen. Het is een gebrek aan wil, geen gebrek aan een weg. Gij hebt, ondanks al uw zaken, wel de tijd, nietwaar, om te besteden aan uw genoegens? Gij hebt de tijd om uw krant te lezen —- hebt gij dan geen tijd om de Bijbel te lezen? Ge hebt tijd om een lied te zingen – hebt ge dan geen tijd om een gebed te bidden?