Juda, gij zijt het. Genesis 49:8
Wij moeten Jezus verheffen om Zijn eeuwige heerschappij. ‘De scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt.’ Aan de onafhankelijkheid van Juda is een einde gekomen, maar Jezus regeert altijd. Het heeft er vaak op geleken dat Zijn Koninkrijk op deze aarde in gevaar verkeerde, maar nooit is het overwonnen, en het zal ook nooit overwonnen worden. In de tijd van de martelaren hebben ze de christenen in de huiden van wilde dieren genaaid en hen voor de honden gegooid. Ik durf alle wreedheden niet te noemen die ze tegen de volgelingen van Jezus hebben begaan, maar het heeft niets uitgehaald: de trouw aan hun Koning werd er niet door aan het wankelen gebracht. In al deze beproevingen zijn ze meer dan overwinnaars geweest, door Hem Die hen had liefgehad, en hun de genade had gegeven al deze dingen om Zijnentwil te verdragen. Geen verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard kon hen scheiden van de liefde van Christus. En dus bleef Zijn Koninkrijk bewaard, zelfs in de donkerste eeuwen van zijn bestaan, die in een ander opzicht ook de lichtste waren – vanwege de eer die door de trouw van de volgelingen aan de Koning werd bewezen. Zijn Koninkrijk is een eeuwig Koninkrijk. ‘Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op de troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe.’