Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag. Genesis 1:5
De avond was ‘duisternis’ en de morgen was ‘licht’, en toch worden die twee samen genoemd met de naam die gegeven wordt aan het licht alleen! In iedere gelovige is duisternis en licht, maar toch is hij geen zondaar omdat er zonde in hem is, maar is hij een heilige omdat hij een zekere mate van heiligheid bezit. Dit is een zeer troostende gedachte voor degene die vraagt: ‘Kan ik wel een kind van God zijn als er nog zoveel duisternis in mij woont?’ Ja, want evenals de dag ontleent u uw naam niet aan de avond, maar aan de morgen en in Gods Woord wordt over u gesproken alsof u volmaakt heilig zou zijn. Als Zijn donkere nachten zo helder zijn als de dagen van de wereld, wat zullen Zijn dagen dan zijn? Als zelfs Zijn licht van de sterren schitterender zal zijn dan het licht van de zon, wat moet Zijn zonlicht dan wel zijn? Als ik de Heere kan prijzen in vurige beproevingen, hoezeer zal ik Hem dan verhogen voor Zijn eeuwige troon! Als het kwaad nu goed voor mij is, wat zal de overvloeiende goedertierenheid van God dan voor mij zijn? O, gezegend ‘hiernamaals’! Wie zou geen christen willen zijn? Wie zou zijn huidige kruis niet willen dragen voor de kroon die hierna komt? Maar we zullen geduld moeten beoefenen, want de rust is niet voor vandaag, noch de overwinning voor het heden, maar voor ‘hierna’. Wacht, o ziel, en laat het geduld zijn volmaakte werk verrichten.