Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node, dat ik u schrijve; want gij zelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben. 1 Thessalonicenzen 4:9
Waarmede zij U verblijd hebben.’ Wie zijn zo bevoorrecht om hun Heiland tot blijdschap te stemmen? Zijn kerk – Zijn volk. Maar is dat wel mogelijk? Hij verblijdt ons, maar hoe kunnen wij Hem verblijden? Door onze liefde. Zie, liefhebbend hart, hoe Hij Zich in u verheugt. Als u uw hoofd aan Zijn boezem legt, ontvangt u niet alleen blijdschap, maar geeft u ook Hem blijdschap; als u met liefde Zijn verheerlijkt aangezicht aanschouwt, wordt u niet alleen vertroost, maar wekt u ook Zijn blijdschap op. Ook onze lof stemt Hem tot blijdschap — niet alleen ons lied met de lippen, maar ook het lied van diepe dankbaarheid van het hart. Hij heeft ons lief, niet om de waarde van wat we Hem geven, maar om het motief, waaruit de gave voortkomt.