… totdat hij hetzelve vindt. Lukas 15:4
Kijk eens naar die zoekende herder: hij zoekt het schaap. Let eens op zijn bezorgde gezicht ‘totdat hij het vindt.’ We lezen dat hij blij was nadat hij het had gevonden, maar er is geen vreugde vóórdat hij vindt. Hij is een en al spanning, vlug van oor om het zwakste geluid op te vangen, want misschien is dat het blaten van zijn verloren schaap. Zijn ogen zijn als de ogen van een arend. Hij zag iets bewegen in de varens verderop. In één, twee sprongen is hij er. Hij is er scherp op. Nee, het was een vergissing. Het was het schaap niet, misschien is het een opgeschrikte vos geweest. Hij klimt op een hoop stenen, en boven kijkt hij rond. Ik zou bijna zeggen dat hij met ogen en oren tegelijk kijkt. Hij legt zijn hele ziel in de organen van de waakzaamheid – of hij wellicht het schaap zal bespeuren. Is er een glimlach op zijn gezicht? Nee, helemaal niet – ‘totdat hij het vindt.’ Zijn hele ziel is in zijn ogen en oren ‘totdat hij het vindt.’ Dit is een zwakke, maar toch getrouwe afbeelding van de grote Herder, Die kwam om hier Zijn kudde te zoeken. Zo hebben de evangelisten Hem met een paar pennenstreken geschetst: altijd waakzaam. Hij heeft dagen en nachten doorgebracht in gebeden, tranen en smekingen. Nooit kon Hij méér verblijd zijn, dan wanneer Hij het verlorene vond. Dan, wanneer Hij een enkel schaap vond, had Hij daarin Zijn spijs en Zijn drank. Hij werd verkwikt door het feit dat Hij Zijn geliefde werk zover had voltooid. De grote Herder is een en al vitaliteit, zorg en aandachtsconcentratie als het over Zijn schaap gaat – ‘totdat Hij hetzelve vindt.’