Toen zong Mozes en de kinderen Israels de HEERE dit lied, en spraken, zeggende: Ik zal de HEERE zingen; want Hij is hogelijk verheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen. De HEERE is mijn Kracht en Lied, en Hij is mij tot een Heil geweest; Deze is mijn God; daarom zal ik Hem een liefelijke woning maken; Hij is mijns vaders God, dies zal ik Hem verheffen! Exodus 15:1-2
Het eerste vers van dit lied werd aangehaald door David. Ik denk dat u het in vrijwel dezelfde bewoordingen drie keer in de Psalmen zult tegenkomen, maar in Psalm 118 vindt u het in precies dezelfde bewoordingen: ‘De Heere is mijn Sterkte en Psalm, want Hij is mij tot Heil geweest.’ Alsof de Heilige Geest, toen Hij Jesaja zijn dichterlijke gave toedeelde, de eerder door Mozes uitgesproken woorden niet kon overtreffen. In hoofdstuk 12 gebruikt Jesaja dezelfde woorden: ‘De Heere is mijn Sterkte en Psalm, want Hij is mij tot Heil geworden.’ Het is duidelijk dat dit vaderlandse lied verweven is met het leven van Israël en dat, als goede en begenadigde mensen de Heere de hoogste lof wilden toezingen, ze terugvielen op dit door Mozes gezongen lied. Omdat het lied zo’n rijke betekenis heeft, kunnen we er ook nu wat van leren. Moge God de Heilige Geest, Die dit lied aan Mozes gedicteerd heeft, het nu opnieuw schrijven in het hart van Zijn volk. Beadem ons, Heilige Geest, opdat we vervuld zullen worden met de lof van Jehova.