47 De HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils! 48 De God, Die mij volkomen wraak geeft, en de volken onder mij brengt; 49 Die mij uithelpt van mijn vijanden; ja, Gij verhoogt mij boven degenen, die tegen mij opstaan; Gij redt mij van den man des gewelds. 50 Daarom zal ik U, o HEERE! loven onder de heidenen; en Uw Naam zal ik psalmzingen; 51 Die de verlossingen Zijns konings groot maakt, en goedertierenheid doet aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad tot in eeuwigheid.
De Heere bezit oorspronkelijk, wezenlijk, onafhankelijk en eeuwig leven. Wij dienen geen onbezielde, denkbeeldige, of stervende God. Hij alleen heeft onsterfelijkheid. Laten wij als trouwe onderdanen roepen: ‘Blijf leven, o God. Lang leve de Koning der koningen. Door Uw onsterfelijkheid wijden wij ons U opnieuw toe’. Zoals de Heere onze God leeft, zo willen wij leven voor Hem. Hij is de grond voor onze hoop en laat Hij het onderwerp van onze lof zijn. Onze harten loven de Heere, Hem verheffend met heilige liefde.
Als onze Verlosser moet de Heere meer dan ooit worden verheerlijkt. Wij moeten wijd en zijd ruchtbaarheid geven aan het verhaal van het verbond en het kruis, de uitverkiezing door de Vader, de verlossing door de Zoon, de vernieuwing door de Geest. Hij Die ons redt van de verdiende ondergang moet ons zeer lief zijn. In de hemel wordt gezongen: ‘Ere zij Hem die ons heeft liefgehad en ons heeft gereinigd met Zijn bloed’; hetzelfde gezang moet overal in de bijeenkomsten van de heiligen op aarde klinken. Zich verheugen in persoonlijke wraak is werelds en goddeloos, maar David zag zichzelf als het instrument van wraak op de vijanden van God en Zijn volk, en als hij niet blij geweest was met het succes dat hem werd geschonken, zou hij afkeuring verdiend hebben.
Dat zondaren omkomen is op zichzelf een treurige gedachte, maar dat de wet des Heeren wordt gewroken op hen die haar schenden, is voor de gelovige een reden tot dankbaarheid. Wij moeten er echter altijd aan denken dat de wraak ons niet toekomt, de wraak komt de Heere toe, en Hij is zo rechtvaardig en heeft tegelijk zoveel geduld met de uitoefening ervan, dat wij de regeling ervan veilig aan Hem kunnen overlaten.
De schrijver rondt de psalm in vers 51 af met geladen woorden, die de meest hartstochtelijke dankbaarheid vertolken. Het meervoud ‘verlossingen’ wordt gebruikt om de veelvormigheid en de volledigheid van de verlossing aan te geven; het woord ‘groot’ is goed gekozen als we bedenken waarvan, waartoe en hoe wij verlost worden. Al deze genade wordt ons geschonken in onze Koning, de Gezalfde des Heeren, en zij die als Zijn zaad genade mogen verwachten om voor altijd tot groei en bloei te komen, zijn gezegend. De Heere was trouw aan de historische David, en Hij zal Zijn verbond met de geestelijke David niet verbreken, want daarmee zou de eer van Zijn koningschap en persoon veel meer gemoeid zijn.
De psalm eindigt in dezelfde liefdevolle geest die het begin ervan kenmerkte; gelukkig zij die van liefde tot liefde kunnen blijven zingen, net zoals de pelgrims die van kracht tot kracht voortgingen.
Overweging:
Soms verblijdt en troost de Heere het hart van Zijn volk met stralende en verkwikkende voorzieningen, zowel in de algemene als in de persoonlijke sfeer.
Dag gemist? Bekijk hier het hele Dagboek.