Als we ‘s ochtends wakker worden, bidden we om kracht die we nodig hebben voor de nieuwe dag en wanneer we ‘s nachts gaan slapen, gaan we nooit naar bed zonder te vragen om genade die onze bedreven zonden moet bedekken. We zijn nooddruftig in alle perioden van het leven: wanneer we op jonge leeftijd met Christus wandelen, hebben we hulp nodig die ons bewaard voor de dwaasheden en hartstochten die zo sterk zijn in de jeugd. Op middelbare leeftijd zijn onze behoeften nog groter, opdat de zorgen van deze wereld ons niet zullen overweldigen. En op oudere leeftijd zijn we nog steeds behoeftig en hebben we genade nodig om ons naar het einde te dragen. Wij zijn zo behoeftig dat als wij op bed liggen om te sterven, ons sterfbed voor ons opgemaakt moet worden en in ons laatste uur moet genade ons bemoedigen. Wij zijn zo nooddruftig dat, als Jezus voor ons geen huis in de eeuwigheid had voorbereid, we geen plaats hadden om in te wonen. Wij zijn zo vol van noden als de zee vol van water is. We kunnen niet thuisblijven en zeggen: “ik heb vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren (Lukas 12:19)”, want onze behoeften zit ons op de hielen op elk moment en op elke plaats. We moeten belijden – ‘Ik ben ellendig en nooddruftig’.