(Het standbeeld van Lord Byron)
Bileam zei: ”Ik heb gezondigd” maar toch ging hij daarna door met die zonde. Eén van de vreemdste figuren ter wereld is Bileam. Ik heb me vaak verwonderd over die man; hij lijkt in zekere zin te beantwoorden aan enkele regels geschreven door Ralph Erskine: ’Tot goed en kwaad evenzeer geneigd, een duivel en een heilige tegelijk.” Want zó leek hij te zijn. Nu en dan kon er niemand meer welsprekendheid en waarheidslievend spreken dan hij, en op een andere keer legde hij de meest lage en onverkwikkelijke hebzucht aan de dag die een mens kan ontsieren. Denk het u eens in; Bileam staat op de top van de heuvel en de menigte van het volk Israël ligt aan zijn voeten; hem is verzocht hen te vervloeken en hij roept: ”Wat zal ik vloeken, dien God niet vloekt?” En als God zijn ogen opent begint hij zelfs te spreken van de komst van Christus en zegt: ”Ik zal Hem zien, maar nu niet; ik zal Hem aanschouwen, maar niet nabij.” En dan besluit hij zijn toespraak met deze woorden: ’’Mijn ziel sterve den dood der oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne!” U zult van deze man zeggen dat hij veelbelovend is.
Maar wacht eens tot hij van de heuveltop afkomt en u zult hem ‘een duivelse raad aan de koning van Moab horen geven; het is zelfs mogelijk dat Satan zelf het heeft voorgesteld. Hij zei tegen de koning: ”Gij kunt dit volk niet door strijd overwinnen, want God is met hen; probeer ze weg te lokken van hun God”. En u weet hoe de Moabieten de kinderen Israels door wellust aan de Heere ontrouw probeerden te maken; deze man scheen dus soms de stem van een engel te hebben, en toch had hij in zijn binnenste de ziel van een duivel. Hij was een verschrikkelijk mens; hij was een man met twee kanten, een man die met twee dingen zeer ver kon meegaan. Ik weet dat de Schrift zegt: “Niemand kan twee heren dienen.” Het is vaak verkeerd begrepen. Sommigen lezen: “Niemand kan twee heren dienen.”
Dat kan hij wél; hij kan er drie of vier dienen. We moeten het zó lezen: “Niemand kan twee héren dienen.” Ze kunnen niet beiden heren zijn. Hij kan er twee dienen, maar ze kunnen niet beiden zijn heer zijn. Iemand kan er twee dienen die niet zijn heer zijn, of misschien wel twintig; hij kan voor twintig verschillende doelen leven, maar hij kan niet voor meer dan één hoofddoel leven, er kan maar één hoofddoel in zijn ziel zijn. Maar Bileam beijverde zich om er twee te dienen; het was zoals bij de mensen van wie gezegd werd: “Zij vreesden de Heere en dienden andere góden.” Of zoals Rufus, die van hetzelfde laken en pak was; want u weet dat onze oude koning Rufus God aan de ene kant van zijn schild schilderde en de duivel aan de andere, met daaronder het motto: “Gereed voor beiden; vang watje vangen kunt.”
Zo zijn er velen die voor beiden gereed staan. Ze ontmoeten een dominee en wat zijn ze godvruchtig en vroom! ’s Zondags zou je denken dat ze de meest fatsoenlijke en oprechte mensen ter wereld zijn; ze wenden het zich zelfs aan om langzaam te. spreken, wat ze zeer religieus vinden. Maar als u op een gewone werkdag de grootste boeven en bedriegers wilt vinden, ze zijn te vinden onder hen die zo schijnheilig in hun vroomheid zijn. Nu, houd u verzekerd dat geen schuldbelijdenis echt kan zijn tenzij hij oprecht en algeheel is. Het heeft geen zin om te zeggen: “Ik heb gezondigd” en te blijven zondigen. ”lk heb gezondigd,” zegt u en u doet zich heel mooi voor; maar ach, die zonde die u daarna weer doet!
Sommige mensen lijken te zijn geboren met twee karakters. Toen ik in de bibliotheek van Trinity College in Cambridge was, bemerkte ik een zeer fraai standbeeld van Lord Byron. De bibliothecaris zei tegen me: ’’Gaat u hier eens staan, mijnheer.” Ik keek en zei: ”Wat een mooi, intellectueel gezicht! Wat een groot genie was hij!” ”Kom eens hier,”zei hij, ’’naar de andere kant.” ’’O, wat een duivel! Daar staat een man die God zou kunnen tarten.” Hij had zulk een dreigende en vreselijk boosaardige uitdrukking op zijn gezicht; precies zoals Milton Satan geschilderd zou hebben toen hij zei: ”Het is beter te heersen in de hel dan te dienen in de hemel.” Ik keerde me om en zei tegen de bibliothecaris: ’’Denkt u dat de kunstenaar dit met opzet deed?” ”Ja,” zei hij, ”hij wilde de twee karakters uitbeelden – het grote, verhevene en bijna bovenmenselijke genie dat hij bezat, en toch de enorme hoeveelheid zonde die er in zijn ziel was.”
Er zijn mensen van hetzelfde soort. Ik geloof dat ze, net als Bileam, in een woordentwist alles zouden te niet doen met hun betoveringen; ze zouden wonderen kunnen doen; en tegelijkertijd is er iets aan hen wat hun gruwelijke, zondige karakter verraadt, iets dat even sterk is als dat wat hun rechtschapen karakter schijnt te zijn. U weet dat Bileam God slachtoffers offerde op het altaar van Baal: dat was precies zijn karakter. Zo doen velen; ze brengen God slachtoffers op het altaar van Mammon; en terwijl ze bijdragen aan het bouwen van een kerk en uitdelen aan de armen, mergelen ze bij een andere deur in hun kantoor de armen uit voor hun eigen brood, persen het bloed uit de weduwen opdat ze zich mogen verrijken. Ach! het is nutteloos om te zeggen: ”lk heb gezondigd,” tenzij u het meent in uw hart. De belijdenis van een dubbelhartig mens heeft geen enkel nut.